als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘afkorten’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Korter, kleiner maken of worden. Korten is het grondwoord en had de meest algemeene beteekenis. Het wordt nu echter meestal gezegd van eene schuld, (zie afhouden) en van den tijd. In 't laatste geval beteekent het verdrijven: zij kortten zich den tijd met een spelletje. Bij afkorten staat het denkbeeld op den voorgrond, dat men van een geheel iets afneemt om het kleiner te maken: eene plank, de nagels worden afgekort. Bekorten wordt vooral gezegd van eene reis of eene redevoering, wanneer men zijn doel op snellere wijze wil bereiken, door een korteren weg te nemen, of iets weg te laten. Het verschilt dus in zooverre van afkorten, dat bij 't laatste aan het eene uiteinde iets wordt weggenomen, terwijl bij bekorten de weglating tusschen de uiteinden geschiedt. Inkorten en opkorten komen zoowel trans. als intrans. voor; in 't laatste geval worden zij vaak door elkander gebruikt, hoewel er feitelijk dit verschil tusschen bestaat, dat inkorten zonder meer zegt, dat iets kleiner wordt, terwijl men bij opkorten denkt aan het feit, dat er weldra niets meer over zal zijn. De brandstof kort in; de weg, de tijd begon al aardig op te korten. Transitief worden zij meestal in eigenl. zin gebezigd; inkorten is dus kleiner maken door in te trekken of plooien te leggen, opkorten door omhoog te halen; de stijgbeugels inkorten; een mouw of rok opkorten. In fig. zin worden zij meestal vervangen door verkorten, dat de meest algemeene beteekenis heeft: een kleedingstuk, een geschrift, iemands eer of rechten verkorten.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 110:
woorden met een verwante vorm:
bij andere sites:
debug info: 0.0145 nc