als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘onophoudelijk’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Alle geven het voortduren van eene werking of van een toestand te kennen. Blijvend en duurzaam worden bovendien van stoffelijke zaken gezegd. Bij bestendig en onafgebroken denkt men aan eene voortduring zonder, bij gedurig en gestadig aan de herhaling van een zelfde geval met tusschenpoozen; gedurig komt meer in ongunstigen zin voor, gestadig heeft meest eene gunstige beteekenis: Uw bestendig welzijn, onafgebroken klachten, gedurige pijn, gestadige afwisseling. Onophoudelijk kan zoowel gezegd worden van een handeling, die onafgebroken voortduurt, als van een werking die zich gedurig herhaalt, en heeft doorgaans een ongunstigen zin: onophoudelijk geklaag, gezanik. Aanhoudend staat gelijk met bestendig, met dit onderscheid, dat dit laatste alleen in goeden zin gebruikt wordt: aanhoudende koude, bestendige vriendschap, bestendig weer. Tusschen blijvend en duurzaam, ook als zij op stoffelijke zaken toegepast worden, bestaat dit onderscheid, dat duurzaam te kennen geeft, dat eene zaak uit zich zelf de geschiktheid heeft om lang te duren, terwijl blijvend op het lange voortduren zelf ziet. Duurzaam geluk. Een blijvend gedenkteeken. Langdurig zegt alleen dat iets lang duurt, doch het bepaalt niets omtrent de hoedanigheid. Voortdurend drukt eenigszins hetzelfde uit, doch met de bijgedachte, dat hetgeen sinds eenigen tijd zoo geweest is, nog op het oogenblik, dat men spreekt, onveranderd is. Deze voortdurende hitte zal wel door onweder gevolgd worden. Dezen winter hadden wij eene langdurige koude.
Alle negen worden van werkingen gezegd, die zich herhalen. Gestadig geeft te kennen, dat de herhaling regelmatig geschiedt, gedurig en onophoudelijk worden bijna uitsluitend gezegd van werkingen, welker herhaling men onaangenaam vindt; aanhoudend kan zoowel in gunstigen als ongunstigen zin worden gebruikt, evenals telkens, dat bepaaldelijk te kennen geeft, dat de handeling zich zoo vaak herhaalt als de gelegenheid zich daartoe voordoet. Bij iets, dat aanhoudend of onophoudelijk geschiedt, zijn de tusschenpoozen zeer kort. Eb en vloed wisselen gestadig af, hij heeft gedurig of aanhoudend pijn (in 't laatste geval zijn de tusschenpoozen zeer kort); hij schoot aanhoudend raak; het is lastig, wanneer men u telkens komt storen; nog lastiger, wanneer men het gedurig doet, en 't allerlastigst, wanneer men het onophoudelijk doet. Meermalen, menigmaal, dikwijls en vaak geven alleen te kennen, dat de handeling meer dan eens is geschied of vermoedelijk geschieden zal; niet eens, maar meermalen; ik heb hem menigmaal gezien; dat gebeurt niet dikwijls, hoogstens eens in het jaar; hoe vaak heb je dat al gedaan? Dikwijls en vaak zijn sterker dan meermalen, en dit is weer sterker dan menigmaal. De tusschen () geplaatste woorden worden hoogst zelden en alleen in de schrijftaal gebruikt.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 27:
bij andere sites:
debug info: 0.003 c