stram

als woordenboektrefwoord:

stram:
bn. bw. (-mer, -st), stijf, onbuigzaam.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

stram (bn) :
houterig, moeizaam, stijf, strak
stram (bn) :
kloek, kordaat

als synoniem van een ander trefwoord:

stijf (bn) :
cataleptisch, hard, onbuigzaam, rigide, star, stevig, straf, strak, stram, strammig, stug, vast, verstijfd
stug (bn) :
onbuigzaam, rigide, star, stijf, straf, strak, stram, stroef, taai, weerspannig
houterig (bn) :
harkerig, onbeholpen, onhandig, stakerig, stijf, stokkerig, stram
jichtig (bn) :
stijf, stram, stroef

woordverbanden van ‘stram’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 76:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

stram
lenig

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c