lam

als woordenboektrefwoord:

lam:
o. (-meren), jong schaap; (fig.) zachtaardig mens.
lam:
bn. (-mer, -st), verlamd; krachteloos.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

lam (bn) :
bedonderd, beroerd, naar, onaangenaam, vervelend
lam (bn) :
gebrekkig, mank, paralytisch, verlamd
lam (bn) :
energieloos, krachteloos
lam (bn) :
stukgedraaid, verlopen
lam (bn) :
dol, doordraaiend
lam (bn) :
flauw, slap
lam (bn) :
dronken

als synoniem van een ander trefwoord:

slap (bn) :
beroerd, bloedeloos, dweperig, flauw, fleps, futloos, gammel, gezapig, halfslachtig, jansalieachtig, krachteloos, laks, lam, lamlendig, lauw, lens, loom, lullig, lusteloos, machteloos, mat, mild, moe, murw, nalatig, paf, plat, slapjes, sloom, vermoeid, verslapt, week, wekelijk, zacht, zwak
lastig (bn) :
bezwarend, boos, delicaat, difficiel, gemelijk, gevaarlijk, gênant, heavy, hinderlijk, lam, moeilijk, moeizaam, netelig, onaangenaam, ongelegen, ongemakkelijk, ongerieflijk, penibel, storend, veeleisend, verstoord, vervelend, zeurig
naar (bn) :
akelig, bedroevend, droevig, eendelijk, ellendig, erg, kil, lam, lamlendig, luguber, onaangenaam, ongunstig, treurig, triest, triestig, vervelend
kachel (bn) :
beschonken, dronken, in de lorum, in de olie, keil, ladderzat, lam, laveloos, lazarus, sikker, straalbezopen, teut, toeter, zat
gebrekkig (bn) :
gehandicapt, hulpbehoevend, invalide, kreupel, lam, malheureus, mismaakt, misvormd, verminkt, wrak, ziekelijk, zwak
futloos (bn) :
bloedarm, flauw, geesteloos, inert, laf, lam, lamzalig, loom, lusteloos, slap, verslapt, zwak
vervelend (bn) :
beroerd, klote, lam, lastig, naar, onaangenaam, onprettig, zakkerig
machteloos (bn) :
krachteloos, lam, onmachtig, uitgeput, zwak
mank (bn) :
gebrekkig, kreupel, lam

woordverbanden van ‘lam’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gebrekkig duidt in het algemeen aan, dat iemand aan eenig lichaamsdeel een gebrek heeft. Is dit gebrek in een voet gelegen en ontstaat hierdoor eene tijdelijke of voortdurende belemmering van den geregelden gang, dan zegt men dat zoo iemand kreupel is. Is de belemmering in den gang veroorzaakt door onvolkomen groei van been of voet en dus van voortdurenden aard dan noemt men zoo iemand mank. In figuurlijken zin is alleen mank gaan in gebruik. Die bewijsvoering gaat mank. Ontbreekt de vrije beschikking over hand of voet geheel, dan is iemand lam aan dat lichaamsdeel. Meest gebruikt men lam zonder eenige bijvoeging, wanneer iemand zijne voeten of beenen uiet gebruiken kan ten gevolge van een lichaamsgebrek.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 190:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 76:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 147:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

lam
nuchter

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0135 nc