dol

als woordenboektrefwoord:

dol:
m. (-len), pop : roeipen aan een boot.
dol:
bn. bw. (-Ier, -st), zinneloos ; woedend ; razend.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

dol (bn) :
bezopen, dwaas, gek, idioot, krankzinnig, lachwekkend, mesjogge, onzinnig, waanzinnig, zot
dol (bn) :
jubelend, krankzinnig, opgewonden, stapel, tureluurs, uitgelaten, uitzinnig
dol (bn) :
frenetiek, furieus, hels, kwaad, rabiaat, razend, woedend
dol (bn) :
driest, onbesuisd, onbezonnen, onverantwoord
dol (bn) :
doordraaiend, tureluurs
dol (bn) :
roeiklamp, roeipen
dol (bn) :
fel, vurig

als synoniem van een ander trefwoord:

dwaas (bn) :
belachelijk, bezopen, dol, dom, getikt, idioot, kluchtig, kolderiek, krankzinnig, maf, mal, mallotig, niet verstandig, ongerijmd, onnozel, onverstandig, onwijs, onzinnig, raar, redeloos, stom, uitzinnig, verstandeloos, vreemd, zinloos, zot
idioot (bn) :
absurd, achterlijk, belachelijk, bespottelijk, bezopen, dol, dwaas, gek, getikt, halfgaar, krankzinnig, lachwekkend, ongerijmd, onnozel, onzinnig, redeloos, simpel, stom, stompzinnig, stompzinnige
gek (bn) :
crazy, daas, dol, dwaas, geestesziek, geschift, gestoord, getikt, halfgaar, knots, krankjorum, krankzinnig, lijp, maf, malende, mesjogge, mesjokke, niet goed snik, van de gekke, waanzinnig, zot
vurig (bn) :
dol, driftig, enthousiast, fervent, geestdriftig, gepassioneerd, hartstochtelijk, hevig, hitsig, ijverig, innig, intens, levendig, onstuimig, temperamentvol, verlangend, wild
uitzinnig (bn) :
buiten zinnen, dol, dwaas, extatisch, furieus, geestdriftig, gek, hysterisch, onbeheerst, onbesuisd, razend, uitgelaten, waanzinnig, wild, woest, zinneloos
wild (bn) :
baldadig, bout, dol, driftig, onbeheerst, onbeschaafd, onbesuisd, onbeteugeld, ongeregeld, ongetemd, onstuimig, ruig, ruw, stormachtig, vurig, woest
onzinnig (bn) :
absurd, belachelijk, dol, dom, dwaas, extravagant, gek, idioot, kolderiek, nonsensicaal, onbenullig, ongerijmd, zinneloos, zot
enig (bn) :
beeldig, dol, fijn, grappig, heerlijk, leuk, ongeëvenaard, onvergelijkelijk, schitterend, verrukkelijk, voortreffelijk
uitgelaten (bn) :
baldadig, dartel, dol, enthousiast, jolig, luidruchtig, onstuimig, opgetogen, opgewonden, petulant, uitbundig, vrolijk
woedend (bn) :
dol, furieus, giftig, hels, koleirig, laaiend, rabiaat, razend, spinnijdig, toornig, vertoornd, witheet, woest, ziedend
absurd (bn) :
belachelijk, bizar, dol, dwaas, gek, idioot, krankzinnig, mesjogge, ongerijmd, onnozel, onverstandig, onzinnig, zot
kluchtig (bn) :
boertig, burlesk, dol, dolkomisch, dwaas, grappig, koddig, kolderiek, komiek, komisch, lachwekkend, potsierlijk
zot (bn) :
dol, dwaas, gek, idioot, kolderiek, krankzinnig, kwasterig, lijp, maf, mal, potsierlijk
krankzinnig (bn) :
absurd, belachelijk, bespottelijk, dol, dwaas, krankjorum, onzinnig, van de gekke
zot (bn) :
absurd, dol, dwaas, gek, mal, onbegrijpelijk, ongerijmd, onzinnig
furieus (bn) :
dol, laaiend, razend, uitzinnig, witheet, woedend, woest
mal (bn) :
dol, dwaas, gek, grappig, maf, mallotig, raar, schots, zot
verliefd (bn) :
dol, smoor, smoorverliefd, verzot, weg
rabiaat (bn) :
dol, doldriftig, verwoed, woedend
frenetiek (bn) :
bezeten, dol, razend, verwoed
opgewonden (bn) :
dol, uitgelaten, vrolijk
waanzinnig (bn) :
dol, gek, krankzinnig
stapelgek (bn) :
bezeten, dol, verzot
wild (bn) :
dol, gebrand, verzot
lam (bn) :
dol, doordraaiend
tuk (bn) :
belust, dol, kien
oubollig (bn) :
dol, zonderling
razend (bn) :
dol, rabiaat
verkikkerd (bw) :
belust, dol, smoor, verliefd, verzot

woordverbanden van ‘dol’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Door drift of toorn de macht over zijn gedachtenregeling verloren hebbende. Verwoed beteekende vroeger hetzelfde als krankzinnig, thans wordt het echter niet meer van personen gezegd. Een verwoed gevecht. Woedend is de gewone uitdrukking; sterker is dol, terwijl razend de hoogste en sterkste uiting der woede onderstelt.

Gek, krankzinnig, zinneloos, van personen gebruikt, geven te kennen, dat iemand het gebruik van zijne verstandelijke vermogens niet heeft; zie over deze en andere hiermede synonieme woorden i. v. krankzinnig. Dwaas, dol, gek, mal en zot, van personen gebruikt, geven te kennen dat iemand door zijne daden aanleiding geeft om hem te bespotten of om hem te lachen, hetzij deze daden het gevolg zijn van beperkte ontwikkeling van het denkvermogen, hetzij deze geen ander doel hebben, dan iets te doen dat ongerijmd is. Dwaas is hij, die in een zeker oogenblik niet wijs handelt. Dol is eigenlijk die het spoor bijster is, die onbezonnen en met woestheid te werk gaat. Gek is diegene, die door af te wijken van de gewone wijze van doen, of door eene zekere mate van inbeelding, zijn onverstand doet blijken. Mal staat meer tusschen kinderachtig en onwijs. Bij den zot vindt men, behalve gemis aan gezond verstand, eene groote mate van verwaandheid. Bij onverstandig ontkent men alleen het hebben van goed verstand. Van zaken en van daden of denkbeelden gebruikt, duidt dwaas het ongerijmde en het ongebruikelijke aan, gek meer het bespottelijke; waar het ongerijmde en bespottelijke vereenigd zijn, daar spreekt men van dol; waar het ongerijmde zijn toppunt bijna bereikt.heeft, van mal; waar het bespottelijke en zinledige in hooge mate uitkomt van zot. Onverstandig, onzinnig en krankzinnig, van daden of gedachten gebezigd, duiden eene onvolkomen werking van het denkvermogen bij den uitvoerende aan. Het eerste drukt dit bet zachtst uit, want het geeft onwetendheid of domheid als grond aan. Onzinnig is sterker; het veronderstelt dat de daad of het denkbeeld het uitvloeisel is van een onvolkomen of verward denkvermogen, terwijl bij krankzinnig dit laatste als bepaald gekrenkt of verkeerd werkend gedacht wordt.

Deze woorden geven te kennen, dat iemand niet de macht of het vermogen heeft, om zijn verstand geregeld of goed te laten werken. Idioot is degene, die niet genoeg ontwikkeling heeft of wiens hersengestel te zwak is, om geregeld door te kunnen denken. Krankzinnig, waanzinnig wordt gezegd van hem, die zijne verstandelijke vermogens niet goed weet te gebruiken; hetzij ten gevolge van eene ziekelijke aandoening of ten gevolge van den aanleg; waanzinnig duidt dit in sterkere mate aan dan krankzinnig. IJlhoofdig noemt men dengene, wiens denkvermogen ten gevolge eener ziekte verward is; bij uitbreiding iemand, die overhaast denkt en daardoor dolheden doet. Het woord raakt in onbruik. Gek wordt in het dagelijksch leven ieder genoemd, die in meerdere ot mindere mate krankzinnig of waanzinnig is; terwijl krankzinnig meer op het ziek zijn doelt, waanzinnig op het hebben van gebrek of gemis aan zin of verstand, ziet gek meer op de uiting van de krankzinnigheid of van den waanzin. Waar deze zeer sterk is in de uiting, daar spreekt men van dol. Terwijl krankzinnigheid soms voor genezing vatbaar is, bezigt men zinneloosheid (en zinneloos), wanneer er van een volslagen gemis van het denkvermogen sprake is. Bij uitbreiding wordt zinneloos ook gebruikt van iemand, die tijdelijk zijne bezinning heeft verloren: zinneloos van pijn. Uitzinnig noemde men hem, die handelde alsof hij van zijn verstand beroofd was. Thans is dit woord niet meer in gebruik. Gij uitzinnige Galaten!

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 82:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 330:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0036 c