ruig

als woordenboektrefwoord:

ruig:
bn. (-er, -st), harig; ruw; (fig.) onbeschaafd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

ruig (bn) :
behaard, borstelig, harig, pluizig, wollig
ruig (bn) :
grof, oneffen, ongelijk, ruw
ruig (bn) :
lomp, wild, woest

als synoniem van een ander trefwoord:

wild (bn) :
baldadig, bout, dol, driftig, onbeheerst, onbeschaafd, onbesuisd, onbeteugeld, ongeregeld, ongetemd, onstuimig, ruig, ruw, stormachtig, vurig, woest
grof (bn) :
cru, frank, gemeen, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, onbeschoft, onfatsoenlijk, ongezouten, platvloers, rauw, ruig, ruw, vrank, vulgair
ruw (bn) :
ecru, getand, grof, hard, hobbelig, kriebelig, oneffen, ongelijk, onzacht, ruig, schraal, stroef, zoor
harig (bn) :
behaard, borstelig, ruig
ruw (bn) :
borstelig, harig, ruig

woordverbanden van ‘ruig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

ruig, ruw

Ruig noemt men hetgeen met haar, wol, vederen, enz. bezet is; ruw wat vol oneffenheden is, nog in zijn natuurlijken toestand verkeert. Ezau was ruig. Ruw garen. Een ruwe diamant. Eene enkele maal wordt ruw met ruig verwisseld, b.v. in: Wat een ruige apostel d. i. lompe vlegel!

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 88:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 142:

ruw, ruig

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

ruig
bedaard, effen, egaal, gelijk, glad, kalm, ontspannen, rustig, vlak

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c