hard

als woordenboektrefwoord:

hard:
bn. bw. (-er, -st), niet zacht ; hevig ; onaangenaam ; luid ; bars ; bedroevend.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hard (bn) :
ongevoelig, onbewogen, streng, koud, wreed, meedogenloos, ruw, spartaans, onverbiddelijk, hardvochtig, smartelijk
hard (bn) :
stevig, sterk, vast, scherp, ijzersterk, onbuigzaam, rigide, vanjewelste, stokkerig, onzacht
hard (bn) :
flink, bar, hevig, zeer, krachtig, luid, krachtig luid, fel, krachtig ingespannen, schel
hard (bn) :
overduidelijk, concreet, onloochenbaar
hard (bn) :
somber, naar, moeilijk
hard (bn) :
stroef, stijf, stug
hard (bn) :
hardgekookt
hard (bn) :
waardevast
hard (bw) :
vlug, rap, ras, spoedig, snel, vlot, rad, gezwind
hard (bw) :
verschrikkelijk, dringend, erg, danig
hard (bw) :
veel

als synoniem van een ander trefwoord:

wreed (bn) :
hard, beestachtig, gemeen, ongevoelig, woest, gruwelijk, streng, onmenselijk, barbaars, bloeddorstig, pijnlijk, misdadig, meedogenloos, fel, sadistisch, onbarmhartig, moorddadig, hardvochtig, inhumaan, vinnig, tiranniek, smartelijk, wreedaardig, wredelijk
meedogenloos (bn) :
hard, ongevoelig, onbewogen, streng, genadeloos, keihard, koud, vastberaden, barbaars, harteloos, wreed, gewetenloos, onbarmhartig, onverbiddelijk, ongenadig, hardvochtig, onvermurwbaar, spijkerhard, niets ontziend, onmeedogend
onverbiddelijk (bn) :
hard, bar, streng, genadeloos, beslist, vastberaden, harteloos, meedogenloos, vastbesloten, onbarmhartig, ongenadig, hardvochtig, rigide, onvermurwbaar, onverzoenlijk, ontoegeeflijk, onbuigbaar, onmeedogend
overduidelijk (bn) :
hard, onmiskenbaar, onbetwistbaar, onomstotelijk, onweerlegbaar, evident, ondubbelzinnig, zonneklaar, flagrant, ontegenzeglijk, ontegenzeggelijk, ontegensprekelijk, onloochenbaar, geprononceerd, apert
hardvochtig (bn) :
hard, gevoelloos, ongevoelig, streng, genadeloos, barbaars, harteloos, wreed, liefdeloos, meedogenloos, onbarmhartig, onverbiddelijk, onbuigzaam, ongenadig, onvermurwbaar, ontoegeeflijk, onmeedogend
snel (bn) :
haastig, hard, vlug, wakker, rap, ras, spoedig, vluchtig, gauw, vlot, direct, rad, jachtig, rats, schielijk, gezwind, ijlings, als de bliksem, fast, scheetsgewijs, presto
onbewogen (bn) :
hard, ongevoelig, ijskoud, strak, koel, koud, emotieloos, koelbloedig, wreed, onverschillig, meedogenloos, onberoerd, afgestompt, onaangedaan, cool
hevig (bn) :
hard, zwaar, straf, sterk, intens, geweldig, scherp, fors, erg, heftig, razend, fel, ongenadig, gewelddadig, geducht, onstuimig, vinnig, virulent
krachtig (bn) :
hard, gespierd, flink, machtig, straf, sterk, energiek, fors, levendig, doortastend, kras, robuust, potig, kloek, manmoedig, impressief
stevig (bn) :
flink, hard, behoorlijk, pittig, schrap, hevig, rechtop, grondig, sterk, vast, hecht, stijf, massief, degelijk, fiks, duchtig
schel (bn) :
hel, hard, krassend, doordringend, verblindend, hoog, opzichtig, scherp, schril, schreeuwerig, schetterend, schaterend
sober (bn) :
hard, matig, eenvoudig, bescheiden, kaal, nuchter, ingetogen, spartaans, sobertjes, onopgesmukt, onopgesierd, frugaal
zwaar (bn) :
hard, verschrikkelijk, hevig, ernstig, sterk, zeer, geweldig, scherp, erg, smartelijk, deerlijk, herculisch, grovelijk
stijf (bn) :
stevig, hard, strak, straf, vast, onbuigzaam, stug, verstijfd, star, rigide, stram, cataleptisch, strammig
streng (bn) :
hard, bar, gevoelloos, wreed, meedogenloos, autoritair, onverbiddelijk, hardvochtig, bars, draconisch
ruw (bn) :
hard, grof, ruig, schraal, ongelijk, stroef, hobbelig, kriebelig, oneffen, getand, ecru, onzacht, zoor
gevoelloos (bn) :
hard, ongevoelig, streng, genadeloos, harteloos, meedogenloos, hardvochtig, onaandoenlijk
sterk (bn) :
flink, hard, hevig, zwaar, zeer, intens, veel, geweldig, fors, fel, aanzienlijk, fiks
vinnig (bn) :
hard, gemeen, hevig, streng, intens, scherp, bitter, fel, snijdend, geducht
groen (bn) :
vers, nieuw, onschuldig, hard, jong, onervaren, onrijp, ongeoefend
afmattend (bn) :
hard, zwaar, drukkend, vermoeiend, uitputtend, slopend
vaststaand (bn) :
verzekerd, hard, vast, definitief, erkend, vastliggend
sneu (bn) :
teleurgesteld, hard, zielig, jammer, teleurstellend
rigide (bn) :
hard, streng, strikt, onverbiddelijk, star
ruw (bn) :
hard, barbaars, wreed, gewelddadig, bruusk
straf (bn) :
hard, sterk, krachtig, fors, zwaargebouwd
cru (bn) :
hard, grof, rauw, ongezouten, ruw, onkies
vlot (bn) :
hard, rap, ras, spoedig, gezwind
onbuigzaam (bn) :
hard, stijf, stug, onbuigbaar
stug (bn) :
stevig, hard, onvermoeibaar
bloedig (bn) :
hard, keihard, ingespannen
erg (bn) :
hard, zorgelijk, ernstig
bar (bn) :
hard, streng, koud, guur
fiks (bn) :
stevig, hard, krachtig
ijzeren (bn) :
hard, onverwoestbaar
drastisch (bn) :
hard, straf, scherp
weerbarstig (bn) :
hard, stijf, stug
pijnlijk (bn) :
hard, gemeen
streng (bn) :
hard, koud
stokkerig (bn) :
hard
zeer (bn) :
hard
verschrikkelijk (bw) :
verdraaid, hard, slecht, hopeloos, zeer, erg, schandelijk, crimineel, schrikbarend, heidens, ondraaglijk, erbarmelijk, schromelijk
vlug (bw) :
hard, rap, ras, spoedig, gauw, snel, binnenkort, even, prompt, rad, grif, rats, schielijk, gezwind, ijlings, fluks, seffens
erg (bw) :
hard, naar, jammer, spijtig, betreurenswaardig
luid (bw) :
hard, luidkeels, hardop
bijzonder (bw) :
hard, erg, bijster
veel (bw) :
hard

woordverbanden van ‘hard’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

hard, gestreng

Niet zacht en genadig. Hard is niet gevoelig voor indrukken. Hij is een hard geneesheer. Streng of gestreng is eigenlijk wat strak gespannen is, wat dus niet meer kan toegeven; streng is dus niet toegevend. In hard ligt de bijbeteekenis van onverdiende gestrengheid. Een hard vonnis is een vonnis strenger dan strikt noodig was.

Moeilijk te dragen of te verrichten. Zwaar zegt, dat er veel kracht voor noodig is; hard dat het ons pijnlijk treft; gevoelig dat het ons leed doet, en dat de gevolgen nog geruimen tijd merkbaar zijn. Een zware slag (een groot verlies); een harde slag (een onoverkomelijk verlies). Een hard geval. Het valt hard zich met ondank beloond te zien. Eene gevoelige nederlaag.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 234:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 235:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 96:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 235:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

hard
langzaam, mild, slap, soepel, tam, traag, week, zacht, zwak

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0054 c