rad
als woordenboektrefwoord:
- rad:
- o. (-en, -eren), wiel. raadje, o. (-s, radertjes).
- rad:
- bn. bw. (-der, -st), snel, vlug.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
- rad (bn):
- glad, rap, snel, vlot, vlug
- rad (bn):
- bijdehand, vaardig
- rad (zn):
- tandwiel, wiel
als synoniem van een ander trefwoord:
- bijdehand (bn) :
- ad rem, alert, brutaal, gevat, gewiekst, handig, kien, kittig, kwiek, leep, pienter, rad, schrander, slagvaardig, slim, snugger, spitsvondig, uitgekookt, uitgeslapen, vlug, vrijpostig
- snel (bn) :
- als de bliksem, direct, fast, gauw, gezwind, haastig, hard, ijlings, jachtig, presto, rad, rap, ras, rats, scheetsgewijs, schielijk, spoedig, vlot, vluchtig, vlug, wakker
- vlot (bn) :
- gemakkelijk, gesmeerd, grif, losjes, onbelemmerd, plezierig, probleemloos, prompt, rad, snel, vloeiend, vlug
- glad (bn) :
- gemakkelijk, op rolletjes, probleemloos, rad, vloeiend, vlot, vlug
- rap (bn) :
- als de bliksem, gauw, haastig, rad, snel, snelvoetig, spoedig, vlug
- spoedig (bn) :
- fluks, gezwind, haastig, rad, rap, ras, snel, vlot, vlug
- vlug (bw) :
- binnenkort, even, fluks, gauw, gezwind, grif, hard, ijlings, prompt, rad, rap, ras, rats, schielijk, seffens, snel, spoedig
- hard (bw) :
- gezwind, rad, rap, ras, snel, spoedig, vlot, vlug
- schoepenwiel (zn) :
- rad
- wiel (zn) :
- rad
woordverbanden van ‘rad’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
- rad:
- rap, ras, ratelend, vlot, snel
- rap:
- rad, snel
- snel:
- vlug, gezwind, schielijk, gauw, spoedig, ijlings, onverwijld, fluks, ras, rad, rap, hard, haastig, dadelijk
- vlot:
- vloeiend, rad, grif, inschikkelijk, genoeglijk, vrolijk
- welsprekend:
- welbespraakt, spraakzaam, woordenrijk, meeslepend, bezielend, vlot, glad, rad
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908)*:
- in hedendaagse spelling:
- rad, wiel
Rad — wiel. Een cirkelvormig plat lichaam, dat om een as kan draaien. Beide woorden hebben volkomen dezelfde beteekenis. In sommige samenstellingen wordt meer het eerste, in andere meer het tweede gebruikt. In enkele streken van ons land wordt rad buiten samenstelling niet gebruikt. Men zegt zoowel het vijfde rad aan een wagen, als een tweewielig voertuig. Een kamrad, een vliegwiel. Radbeslag, wielschoen. Onder het rad raken, een rad vaor de oogen draaien; in de wielen rijden, een spaak in 't wiel steken; radbraken, wielrijden. In figuurlijken zin altijd raddraaier, in eigenlijken steeds wieldraaier.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in overige bronnen*:
- in hedendaagse spelling:
- rad, wiel
RAD, WIEL
bron: Weiland & Landré - Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, bladzijde 118.
- in hedendaagse spelling:
- ras, rad, rap, knap, knaphandig, behendig, gauw, snel, vlug, fluks, snedig
RASCH, RAD, RAP, KNAP, KNAPHANDIG, BEHENDIG, GAAUW, SNEL, VLUG, FLUKSCH, SNEDIG
bron: Gerbrand Bruining - Nederduitsche synonymen (1836), band 1, bladzijde 53.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
- rad ≠
- onbeholpen, onhandig, stuntelig
- zie ook:
- een rad voor de ogen draaien, rad van tong
bij andere sites: