Vertaling van 'peck' uit het Engels naar het Nederlands

peck (zn):
(often followed by `of') a large number or amount or extent
een groot aantal, partij, bende, berg, boel, bom, bulk, bups, hoop, kluit, kwak, lading, massa, pak, schep, smak, stelletje, stoot, troep, veelheid, vracht, zooi, zwik

peck (ww):
Bother persistently with trivial complaints
emmeren, griepen, lazeren, malen, mauwen, meieren, mekken, mekkeren, mieren, neuzelen, piepen, reutelen, zagen, zaniken, zeiken, zemelen, zemelknopen, zeuren, zeveren, zieken

peck (ww):
Eat by pecking at, like a bird
pikken

Via: Ensyns.nl

peck (ww):
pikken(en) —.

Via: Dbnary en WikiWoordenboeken