als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘bezitten’ grafisch weergegeven
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Bezitten sluit altijd den eigenaarswil in, hebben niet noodwendig. Hij bezit huizen en landerijen; de mensch heeft eene ziel en een lichaam. Men kan een huis, een boek hebben zonder het te bezitten b.v. in huur, of ter leen. Omgekeerd kan men iets in eigendom bezitten zonder het te hebben, b.v. effecten, die men aan een ander ter bewaring heeft gegeven. Figuurlijk beteekent bezitten: toegerust zijn met. Men bezit: moed, kennis, schoonheid, gezond verstand; men heeft: de koorts, zorg, honger, dorst, een plan, een voornemen.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
Beide woorden beteekenen, iets in eigendom hebben.
Hebben zegt dit in 't algemeen, zonder meer, terwijl bezitten gezegd wordt van redelijke wezens, om te kennen te geven, dat zij over hun bezitting vrijelijk kunnen beschikken en anderen daarvan uitsluiten. Een boom heeft bladeren. — Deze dame bezit huizen.
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
woorden met een verwante vorm:
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0032 c