fideel

als woordenboektrefwoord:

fideel:
bn. bw. (...deler, -st), getrouw ; loyaal, trouw en openhartig ; opgeruimd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

fideel (bn) :
trouw, loyaal, gemoedelijk, trouwhartig
fideel (bn) :
leuk, aardig, gezellig, lustig

als synoniem van een ander trefwoord:

gezellig (bn) :
prettig, spraakzaam, gemakkelijk, aangenaam, onderhoudend, plezierig, hartelijk, gemoedelijk, geanimeerd, genoeglijk, plezant, fideel, sociabel
trouw (bn) :
standvastig, gehecht, toegewijd, loyaal, toegedaan, bestendig, getrouw, trouwhartig, fideel, trouwelijk
trouwhartig (bn) :
onschuldig, onbevangen, gemoedelijk, goedmoedig, argeloos, goedig, fideel, ongekunsteld
aardig (bn) :
vriendelijk, welwillend, innemend, beminnelijk, koket, fideel
lustig (bn) :
opgewekt, vrolijk, levendig, blij, joviaal, dartel, fideel
sympathiek (bn) :
geschikt, aardig, fijn, innemend, jofel, fideel
trouwhartig (bn) :
trouw, toegewijd, fideel
sportief (bn) :
geschikt, fair, fideel
tof (bn) :
geschikt, fideel

woordverbanden van ‘fideel’ grafisch weergegeven

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0067 nc