fideel

als woordenboektrefwoord:

fideel:
bn. bw. (...deler, -st), getrouw ; loyaal, trouw en openhartig ; opgeruimd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

fideel (bn) :
gemoedelijk, loyaal, trouw, trouwhartig
fideel (bn) :
aardig, gezellig, leuk, lustig

als synoniem van een ander trefwoord:

gezellig (bn) :
aangenaam, fideel, geanimeerd, gemakkelijk, gemoedelijk, genoeglijk, hartelijk, onderhoudend, plezant, plezierig, prettig, sociabel, spraakzaam
trouw (bn) :
bestendig, fideel, gehecht, getrouw, loyaal, standvastig, toegedaan, toegewijd, trouwelijk, trouwhartig
trouwhartig (bn) :
argeloos, fideel, gemoedelijk, goedig, goedmoedig, onbevangen, ongekunsteld, onschuldig
aardig (bn) :
beminnelijk, fideel, innemend, koket, vriendelijk, welwillend
lustig (bn) :
blij, dartel, fideel, joviaal, levendig, opgewekt, vrolijk
sympathiek (bn) :
aardig, fideel, fijn, geschikt, innemend, jofel
trouwhartig (bn) :
fideel, toegewijd, trouw
sportief (bn) :
fair, fideel, geschikt
tof (bn) :
fideel, geschikt

woordverbanden van ‘fideel’ grafisch weergegeven

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c