fair

als woordenboektrefwoord:

fair:
bn. bw. voegzaam, naar eer en plicht.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

fair (bn) :
oprecht, fatsoenlijk, geoorloofd, eerlijk, billijk

als synoniem van een ander trefwoord:

hoffelijk (bn) :
voorkomend, hulpvaardig, heus, beleefd, beschaafd, behulpzaam, attent, ridderlijk, edelmoedig, galant, complimenteus, fair, wellevend, urbaan, hoofs, heuselijk
billijk (bn) :
recht, redelijk, matig, behoorlijk, goedkoop, geoorloofd, eerlijk, rechtvaardig, rechtmatig, schappelijk, acceptabel, fair, gewettigd, raisonnabel
rechtvaardig (bn) :
onpartijdig, redelijk, gerecht, eerlijk, rechtmatig, gegrond, juist, terecht, acceptabel, humaan, fair, gewettigd, billijk, gerechtvaardigd
juist (bn) :
fatsoenlijk, behoorlijk, eerlijk, netjes, naar behoren, deugdelijk, fair, adequaat, betamelijk, gevoeglijk, oorbaar, convenabel
loyaal (bn) :
oprecht, trouw, eerlijk, getrouw, fair, rechtschapen, trouwhartig
eerlijk (bn) :
fatsoenlijk, behoorlijk, juist, fair, billijk
ridderlijk (bn) :
eerlijk, hoffelijk, edelmoedig, galant, fair
sportief (bn) :
geschikt, fair, fideel
proper (bn) :
sportief, fair

woordverbanden van ‘fair’ grafisch weergegeven

in de Woordenlijst onnodig Engels:

fair  bn.:
1 eerlijk; 2 redelijk

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c