recht

als woordenboektrefwoord:

recht:
bn. bw. (-er, -st), niet krom; effen ; rechtvaardig ; rechtstreeks.
recht:
o. (-en), wetgeving ; aanspraak; belasting.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

recht (bn) :
geldig, echt, goed, rechtmatig, wettig, juist, billijk
recht (bn) :
direct, rechtstreeks
recht (bn) :
gestrekt
recht (bw) :
rechtop, overeind
recht (bw) :
echt, helemaal
recht (bw) :
precies, pal
recht (zn) :
wetgeving, rechtspraak, wet, jus, rechtswezen, rechtspleging, rechtsgeleerdheid, judicatuur
recht (zn) :
aanspraak, bevoegdheid, aanspraak op, voorrecht, privilege
recht (zn) :
rechtvaardigheid, gerechtigheid, billijkheid
recht (zn) :
belasting, heffing, leges, taks

als synoniem van een ander trefwoord:

billijk (bn) :
recht, redelijk, matig, behoorlijk, goedkoop, geoorloofd, eerlijk, rechtvaardig, rechtmatig, schappelijk, acceptabel, fair, gewettigd, raisonnabel
juist (bn) :
precies, recht, geschikt, geldig, gepast, zuiver, goed, zeker, correct, passend, in orde
rechtmatig (bn) :
recht, behoorlijk, rechtvaardig, strikt, wettig, legitiem, gewettigd, billijk
strak (bn) :
recht, doordringend, streng, straf, stroef, stijf, stug, star, rigide
haaks (bn) :
recht, rechthoekig, loodrecht, rechtstandig
goed (bn) :
recht, foutloos, gepast, correct, juist
steil (bn) :
recht, verticaal
sluik (bn) :
recht, steil
helemaal (bw) :
recht, echt, door en door, geheel, volkomen, totaal, compleet, volslagen, volstrekt
precies (bw) :
recht, inderdaad, net, vooral, volkomen, juist, met name, krek
direct (bw) :
recht, regelrecht, rechtstreeks
direct (bw) :
recht, juist, vlak, pal
bevoegdheid (zn) :
recht, gezag, verlof, machtiging, autoriteit, zeggenschap
gericht (zn) :
recht, justitie, rechtspraak, berechting, judicatuur
wetgeving (zn) :
spelregel, recht, wet, rechtswezen
claim (zn) :
recht, aanspraak, vordering, eis
gerechtigheid (zn) :
recht, rechtvaardigheid
aanspraak (zn) :
recht
jus (zn) :
recht
wet (zn) :
recht

woordverbanden van ‘recht’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Hetgeen zóó is als het wezen moet. Echt beteekent eigenlijk wat wettig is, en vervolgens wat de waarde heeft, die het behoort te hebben; echte kinderen, echt goud; bij uitbreiding echte paarlen (in tegenstelling van valsche), echte trouw (de trouw van het huwelijk). Rechtmatig, wat overeenkomstig het recht is, drukt hetzelfde denkbeeld uit ten aanzien van handelingen : eene rechtmatige vordering. Recht is eigenlijk hetgeen niet afwijkt van den goeden weg, hetgeen in de goede richting is, wat goed is: te rechter tijd; hij is de rechte man voor zoo iets; waar is datgene wat werkelijk is, zooals het zich aan ons oog vertoont. Recht staat tegenover onrecht, waar tegenover valsch, echt tegenover onrecht of slecht en soms tegenover nagemaakt. Eene versterking van waar is waarachtig, eigenlijk wat waarheid bezit. Recht en waar geven verder te kennen, dat een persoon of eene zaak op den naam, dien hij draagt, werkelijk aanspraak heeft. Een waar vriend, ware vreugde, de rechte weg, een rechte luiaard. Oprecht, dat in de eerste plaats ongeveinsd, openhartig beteekent, staat somtijds, ofschoon minder juist, tegenover nagemaakt: de oprechte Haarlemsche Courant; zuiver, louter, onvervalscht en onvermengd staan tegenover vervalscht en vermengd met niet passende bestanddeelen. Zuiver is ontdaan van, of bewaard voor alle vuil of besmetting; louter is oorspronkelijk rein, en onvermengd met vreemde bestanddeelen; het wordt in de taal van het dagelijksch leven niet meer gebruikt: de zuivere waarheid, louter goud, onvervalschte levensmiddelen, mijne vreugde was ver van onvermengd; rein is vrij van alle smet, en staat tegenover bezoedeld, besmet: reine handen (handen waar geen bloed of smet van onrechtmatig verworven goed aan kleeft), eene reine kleeding, een rein geweten.

De van overheidswege gegeven geboden. Eene wet is een voorschrift of een samenstel van voorschriften, waarbij door het opperste staatsgezag, de wetgevende macht, bepaalde gedragsregelen ter zake van een of ander onderwerp, worden voorgeschreven, welke voor het geheele rijk geldig zijn. Het samenstel van wetten in een staat noemt men het recht van den staat. Besluit noemt men eene bepaling of maatregel van bestuur, die door den koning, na advies van den Raad van State, of door een ander daartoe gerechtigd college b.v. Gedeputeerde Staten, Gemeenteraad, wordt genomen. Eene verordening is een voorschrift uitgaande van Provinciale Staten of van den Gemeenteraad, geldende voor zoo ver zich de macht van dit college uitstrekt. Aan wet zijn ook buiten dit begrip vallende beteekenissen eigen. In sommige gevallen wordt het gelijk gesteld met gebod, z. a. goddelijke en menschelijke wetten, hoewel men overigens meest alleen spreekt van Gods geboden; verder natuurwetten, taalwetten, enz. welke geen geboden zijn, maar alleen de regels aangeven, waaraan de natuur, de taal enz. onder bepaalde omstandigheden en ten opzichte van een of ander onderwerp gehoorzamen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 134:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 124:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

recht
gebogen, krom, onrecht, plicht, scheef, schuin, taak

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord / werkwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c