rede

als woordenboektrefwoord:

rede:
v. (-nen),redevoering; aanspraak.
rede:
v. denkvermogen.
rede:
v. (-n), veilige ankerplaats. Ook Ree.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

rede (zn) :
toespraak, voordracht, betoog, pleidooi, redevoering, speech, verhandeling, oratie, prevelement, vertoog
rede (zn) :
verstand, geest, intellect, ratio, logos, geestvermogen, denkvermogen
rede (zn) :
redelijkheid, billijkheid
rede (zn) :
ree, ankerplaats

als synoniem van een ander trefwoord:

verstand (zn) :
intelligentie, zin, brein, inzicht, geest, benul, intellect, rede, wijsheid, hersens, begrip, notie, ratio, bevatting, kruim, begaafdheid, bevattingsvermogen, denkvermogen, geestvermogen
verhandeling (zn) :
opstel, lezing, toespraak, verhaal, uiteenzetting, college, voordracht, betoog, artikel, rede, bespreking, scriptie, redevoering, essay, memorie, traktaat, schriftuur, vertoog
geest (zn) :
zin, verstand, brein, intellect, rede, spiritus, hersens, ratio, vernuft, psyche, spirit, esprit, geestgrond, geestvermogen, denkvermogen
voordracht (zn) :
toespraak, lezing, uiteenzetting, spreekbeurt, rede, verhandeling, exposé, referaat, voorlezing
toespraak (zn) :
lezing, voordracht, betoog, rede, redevoering, speech, verhandeling, oratie, prevelement
redevoering (zn) :
toespraak, betoog, inleiding, rede, speech, verhandeling, oratie, discours, vertoog
discours (zn) :
rede, redevoering, speech
ratio (zn) :
rede, redelijkheid
denkvermogen (zn) :
verstand, rede

woordverbanden van ‘rede’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het zich min of meer plechtig met woorden richten tot een of meer personen, zoowel als de gesproken woorden zelf. Rede en redevoering verschillen alleen in zoover, dat de laatste eene meer plechtige wijze van openbare behandeling van een of ander gewichtig onderwerp aanduidt dan de eerste; meestal worden zij in het dagelijksch leven door elkaar gebruikt. Onder rede wordt ook het gewone gesprek verstaan: Iemand in de rede vallen. Aanspraak is zoowel het richten van het woord tot een persoon, als het in het openbaar min of meer deftig spreken tot alle aanwezigen; toespraak veronderstelt meer, dat de spreker zich rechtstreeks wendt tot een of meer der aanwezigen. Bij een openbaar examen, eene prijsuitdeeling, opent de voorzitter de plechtigheid met eene aanspraak, en richt naderhand eene toespraak tot de leerlingen.

Verstand, oordeel, rede duiden verschillende zijden van het menschelijk denkvermogen aan, dat in zijn geheel omschreven kan worden als het vermogen om waar te nemen, te vergelijken, te besluiten, gevolgtrekkingen te maken, en vervolgens door middel van redeneering van het bekende tot het onbekende te geraken. Verstand duidt enkel het denkvermogen aan; onder rede verstaat men de geestelijke vermogens, waardoor de mensch zich van het dier onderscheidt. Gezond verstand zegt men van eene zekere mate van aangeboren doorzicht. Wie oordeel heeft geeft bewijs, dat hij zijne verstandelijke vermogens goed weet te gebruiken. Geest heeft hij, die in het bezit is van een buitengewoon helder, werkzaam denkvermogen, dat vruchtbaar is in ideeën. Door vernuft verstaat men geestigheid, scherpzinnigheid, vindingrijkheid.

haven, rede

Beide woorden duiden eene veilige ligplaats voor schepen aan. Reede is meer de ligplaats, die veiligheid aanbiedt door hare natuurlijke gesteldheid en ligging; b.v. een ingesloten baai of kreek, de monding eener rivier, eene door eilanden beveiligde kust. Haven is meer bepaald door menschenhanden gemaakt en door dijken of dammen van het omringende water afgescheiden; eene haven is dus van verschillende kanten door wallen of land ingesloten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 50:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord / bijwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0029 c