krom

als woordenboektrefwoord:

krom:
bn. (-mer, -st), bochtig; scheef ; verkeerd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

krom (bn) :
verdraaid, rond, vervormd, gebogen, kronkelig, gekromd, bochtig, gewelfd, verbogen
krom (bn) :
slecht, kreupel, gebrekkig, krakkemikkig
krom (bn) :
verdraaid, verkeerd, scheef
krom (bn) :
onjuist, onlogisch
krom (bn) :
gebukt

als synoniem van een ander trefwoord:

verdraaid (bn) :
vervormd, krom, scheef, verminkt, donders, gewrongen, verduiveld, vermaledijd, verwrongen, verschroefd, verbogen
scheef (bn) :
verdraaid, verkeerd, onjuist, vals, krom, vertekend, verwrongen
kreupel (bn) :
slecht, krom, gebrekkig, ondeugdelijk, mank gaand
scheef (bn) :
krom, schuin, verwrongen, scheefgezakt, schuins
gebogen (bn) :
rond, gebukt, krom, gekromd
verkeerd (bw) :
omgekeerd, dwars, verkeerd om, vals, krom, scheef, misplaatst, averechts

woordverbanden van ‘krom’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gebogen, krom

In afwijking van gebogen heeft krom somtijds de beteekenis van verkeerd of gebrekkig. Een kromme vinger. Overdrachtelijk bezigt men krom uitsluitend in een kwaden zin van averechtsche en onrechtvaardige zaken. Een krom, verdraaid geslacht.

Het geld, dat stom is,
Maakt recht wat krom is.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 201:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 187:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

krom
recht, rechtlijnig

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.004 c

[foutje]