als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘heel’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Gaaf — gansch — geheel — heel. Waaraan geen der deelen ontbreekt, en waarvan geen deel gebrekkig of bedorven is. Het eerste gedeelte dezer bepaling ziet op geheel en gansch, het laatste op gaaf. Verder legt geheel vooral nadruk op de aanwezigheid van alle deelen, gansch op hun behoorlijken samenhang. Het huis staat nog in zijn geheel = er is nog niets van afgebroken. Heel is meer in familiaren stijl gebruikelijk dan geheel. Hij at den heelen appel op. Het geheele huis viel in, of het heele huis viel in. De gansche burgerij. Een gansche dag. Een gaaf vel papier (waar geen stukje aan ontbreekt). Gave vruchten.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in overige bronnen*:
GAAF, GANSCH, GEHEEL, HEEL
bron: Weiland & Landré - Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, bladzijde 179.
WEL, HEEL, ZEER, VRIJ, REDELIJK, SCHIKKELIJK, SCHAPPELIJK, PASSELIJK, MATIG, TAMELIJK
bron: Gerbrand Bruining - Nederduitsche synonymen (1836), band 2, bladzijde 256.
* De spelling in deze bron kan afwijken van de tegenwoordig geldende.
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0026 c