brok

als woordenboektrefwoord:

brok:
m. en o. (-ken), afgebroken deel van iets, stuk.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

brok (zn) :
stuk, mop, hap, klomp, fragment, brokstuk, bonk, homp, morzel
brok (zn) :
deel

als synoniem van een ander trefwoord:

stuk (zn) :
plak, reep, brok, portie, gedeelte, aandeel, hap, deel, passage, klomp, eind, onderdeel, fragment, scherf, brokstuk, lap, segment, stronk, part, moot, geleding, snipper, homp, bete, pièce, metameer, wegge
klomp (zn) :
blok, stuk, massa, brok, kluit, klont, hoop, bonk, homp, slomp, kloef
kluit (zn) :
brok, klodder, klomp, klont, kwak, bonk, wegge
babbelaar (zn) :
spekje, brok, kussentje, steek
bonk (zn) :
brok, klomp, kluit, klont, homp
mop (zn) :
stuk, brok, klodder, klont
kluit (zn) :
brok, homp
hap (zn) :
brok
homp (bn) :
brok, kluit, bonk

woordverbanden van ‘brok’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

brok
compleet, geheel, heel, totaal, volledig, voluit

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0043 c