stuk

als woordenboektrefwoord:

stuk:
o. (-ken), brok ; één voorwerp ; kanon ; kunstvoortbrengsel ; document ; daad.
stuk:
bn. bw. kapot.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

stuk (zn) :
aandeel, bete, brok, brokstuk, deel, eind, fragment, gedeelte, geleding, hap, homp, klomp, lap, metameer, moot, onderdeel, part, passage, pièce, plak, portie, reep, scherf, segment, snipper, stronk, wegge
stuk (zn) :
compositie, drama, muziekje, muziekstuk, muziekwerk, opus, theaterstuk, toneelspel, toneelstuk, toonzetting
stuk (zn) :
artikel, bijdrage, essay, gedicht, geschrift, nota, opstel, papier, rapport, tekst
stuk (zn) :
aandeel, aandeelbewijs, aandeelhoudersbewijs
stuk (zn) :
lekker ding, spetter, stoot
stuk (zn) :
geschut, kanon, schiettuig
stuk (zn) :
eenheid, exemplaar
stuk (zn) :
formaat, gestalte
stuk (zn) :
akte, document
stuk (zn) :
afstand, eind
stuk (zn) :
bewijsstuk
stuk (zn) :
schaakstuk
stuk (zn) :
perceel
stuk (bn) :
aan gruzels, beschadigd, buiten werking, defect, gebroken, gescheurd, in stukken, kapot, onklaar
stuk (bn) :
enthousiast, verrukt, weg

als synoniem van een ander trefwoord:

onderwerp (zn) :
aangelegenheid, affaire, domein, gegeven, gespreksthema, issue, item, kerngedachte, kwestie, mare, materie, punt, stof, stuk, subject, terrein, thema, topic, vakgebied, vlak, zaak
onderdeel (zn) :
aandeel, aspect, bestanddeel, bouwsteen, component, detail, eenheid, element, factor, fractie, fragment, ingrediënt, onderafdeling, part, portie, segment, stap, stuk, stukje
artikel (zn) :
bespreking, bijdrage, boekbeoordeling, boekbespreking, commentaar, geschrift, hoofdartikel, kritiek, opstel, recensie, stuk, verhaal, verhandeling, verslag
deel (zn) :
aandeel, element, flard, gedeelte, geleding, hap, ingrediënt, metameer, onderdeel, pak, pakket, pars, part, portie, segment, stuk, stukje
akte (zn) :
certificaat, charter, diploma, document, oorkonde, overeenkomst, polis, proces-verbaal, protocol, stuk, verbaal
fragment (zn) :
brokstuk, deel, flard, fractie, gedeelte, onderdeel, part, restant, scherf, segment, snipper, stuk, stukje
muziekstuk (zn) :
compositie, melodie, muziek, muziekje, muziekwerk, nummer, opus, stuk, toonzetting, werk
document (zn) :
akte, diploma, geschrift, paperas, paperassen, papier, papieren, schriftuur, stuk
gedeelte (zn) :
deel, fragment, onderdeel, pars, part, portie, sectie, stuk, geleding, segment
schoonheid (zn) :
beauty, bout, honnepon, honneponnie, moot, plaatje, schattebout, schone, stuk
segment (zn) :
deel, element, fragment, gedeelte, geleding, onderdeel, part, stuk, stukje
spel (zn) :
acteerprestatie, drama, stuk, theaterstuk, toneelspel, toneelstuk
klomp (zn) :
blok, bonk, brok, homp, hoop, kloef, klont, kluit, massa, slomp, stuk
actie (zn) :
aandeel, aandeelbewijs, aandeelhoudersbewijs, effect, stuk
brok (zn) :
bonk, brokstuk, fragment, hap, homp, klomp, mop, morzel, stuk
bijdrage (zn) :
artikel, geschrift, opstel, stuk, verhandeling
blad (zn) :
pagina, papier, papiertje, stuk, vel, velletje
plak (zn) :
reep, schel, schijf, snede, snee, stuk, tablet
lap (zn) :
coupon, doekje, flard, lomp, reep, stuk, vod
passage (zn) :
citaat, gedeelte, passus, stuk, zinsnede
drama (zn) :
stuk, toneelstuk, tragedie, treurspel
portie (zn) :
dosis, hap, hoeveelheid, stapel, stuk
nota (zn) :
memorandum, notitie, rekening, stuk
bink (zn) :
gozer, kerel, macho, man, stuk, vent
moot (zn) :
plak, reep, schijf, snee, stuk
vel (zn) :
blaadje, blad, bladzij, stuk
hoek (zn) :
plaats, plek, ruimte, stuk
mop (zn) :
brok, klodder, klont, stuk
hap (zn) :
boeltje, deel, stuk
eind (zn) :
afstand, end, stuk
plek (zn) :
lap, stuk, terrein
stoot (zn) :
spetter, stuk
part (zn) :
schijf, stuk
perceel (zn) :
kavel, stuk
tekst (zn) :
stuk
kapot (bn) :
diep bedroefd, gebroken, kaduuk, kapoeres, naar de filistijnen, naar de knoppen, naar de maan, ontzet, stuk, van zijn stuk, verslagen
gebroken (bn) :
aan diggelen, aan stukken, gescheurd, kapot, stuk
defect (bn) :
beschadigd, gebrekkig, geschonden, kapot, stuk
kapot (bn) :
buiten dienst, defect, stuk
onklaar (bn) :
defect, kapot, stuk
lek (bn) :
kapot, open, stuk

woordverbanden van ‘stuk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Wat met andere te samen een geheel uitmaakt.

Deel stelt vooral de tegenstelling met het geheel op voorgrond: dat is maar een deel van de waarheid; het zesde deel. Bij gedeelte denkt men meer aan een bepaald deel in tegenstelling met een ander: Het eerste gedeelte van den weg is zonnig: het volgende gedeelte niet. Stuk zegt, dat iets van 't geheel is losgemaakt, 't zij door toeval of met opzet: een stuk van een vaas; een stuk vleesch. Aandeel beteekent het deel, dat iemand toekomt, en onderstelt dus een verdeeling onder twee of meer personen.

Ik vermoed, omdat een oud mensen reeds de dagen gaat tellen, inplaats van de jaren.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

stuk
compleet, geheel, heel, totaal, volledig, voluit

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.005 c