hap

als woordenboektrefwoord:

hap:
m. (-pen), afgebeten stuk, mondvol.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hap (zn) :
lichting dienstplichtigen
hap (zn) :
beet, hapje, maaltijd, bete
hap (zn) :
stuk, deel, boeltje
hap (zn) :
legeronderdeel
hap (zn) :
brok

als synoniem van een ander trefwoord:

stuk (zn) :
plak, reep, brok, portie, gedeelte, aandeel, hap, deel, passage, klomp, eind, onderdeel, fragment, scherf, brokstuk, lap, segment, stronk, part, moot, geleding, snipper, homp, bete, pièce, metameer, wegge
groep (zn) :
verzameling, stel, troep, aantal, ploeg, club, gezelschap, hap, klas, bende, collectief, tros, partij, kudde, kluit, horde, zwerm, kliek, groepering, compagnie, bent, equipe, hoopje
deel (zn) :
stuk, portie, ingrediënt, gedeelte, pak, pakket, aandeel, hap, element, onderdeel, stukje, segment, part, flard, geleding, metameer, pars
kost (zn) :
voedsel, onderhoud, tafel, eten, maaltijd, hap, voeding, spijs, eterij
brok (zn) :
stuk, mop, hap, klomp, fragment, brokstuk, bonk, homp, morzel
snack (zn) :
tussendoortje, hapje, hap, borrelhapje
portie (zn) :
stuk, hoeveelheid, hap, stapel, dosis
beet (zn) :
hapje, hap, knauw

woordverbanden van ‘hap’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

hap:
beet, knauw
knauw:
beet, hap

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0032 c