vrij

als woordenboektrefwoord:

vrij:
bn. bw. (-er, -st), niet gebonden; vrij duur, tamelijk duur.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

vrij (bn) :
los, onafhankelijk, onbegrensd, onbelemmerd, onbeperkt, onbezet, onbezwaard, onconventioneel, ongebonden, ongedwongen, vrijmoedig
vrij (bn) :
beschikbaar, leeg, onbezet, open, vacant
vrij (bn) :
eigen baas, onafhankelijk, ongebonden
vrij (bn) :
franco, gratis, kosteloos, voor niets
vrij (bn) :
snipperdag, vakantie, verlof, vrijaf
vrij (bn) :
leegstaand, onbewoond
vrij (bw) :
aardig, behoorlijk, betrekkelijk, nogal, redelijk, tamelijk
vrij (bw) :
ongestraft, vrijelijk

als synoniem van een ander trefwoord:

los (bn) :
afneembaar, afzonderlijk, apart, beweegbaar, eraf, individueel, loshangend, onderbroken, ongebonden, onvast, onverpakt, open, slap, uiteen, vrij, wankel
onbeperkt (bn) :
eindeloos, grenzeloos, oeverloos, onbegrensd, onbekrompen, onbelemmerd, ongelimiteerd, teugelloos, volstrekt, vrij
ruim (bn) :
breed, gespatieerd, groot, luchtig, open, riant, royaal, uitgebreid, uitgestrekt, veelomvattend, vrij, wijd
rondborstig (bn) :
duidelijk, onomwonden, openhartig, oprecht, royaal, ruiterlijk, vrank, vrij, vrijmoedig
vacant (bn) :
beschikbaar, leeg, leegstaand, onbezet, onvervuld, open, opengevallen, openstaand, vrij
beschikbaar (bn) :
disponibel, inzetbaar, onbezet, ter beschikking, verkrijgbaar, voorhanden, vrij
onconventioneel (bn) :
baanbrekend, experimenteel, grensverleggend, hip, ongeregeld, onorthodox, vrij
onafhankelijk (bn) :
autonoom, eigenmachtig, independent, ongebonden, soeverein, vrij, zelfstandig
onbegrensd (bn) :
grenzeloos, mateloos, onbepaald, onbeperkt, onmetelijk, vrij
onbelemmerd (bn) :
onbenadeeld, ongehinderd, onverhinderd, onverlet, vrij
ongebonden (bn) :
bandeloos, liederlijk, los, losbandig, ongeregeld, vrij
open (bn) :
onbemand, onvervuld, openstaand, vacant, vrij, onbezet
los (bn) :
luchtig, ongedwongen, sierlijk, vlot, vrij
gratis (bn) :
kosteloos, om niet, voor niets, vrij
onbezet (bn) :
leeg, leegstaand, open, vacant, vrij
autonoom (bn) :
onafhankelijk, vrij, zelfstandig
libertijns (bn) :
dartel, ongebonden, vrij, wulps
kosteloos (bn) :
gratis, pro Deo, vrij
ongedwongen (bn) :
vrij, vrijwillig
onbezet (bn) :
leeg, vrij
nogal (bw) :
aanmerkelijk, aanzienlijk, behoorlijk, betrekkelijk, eerder, flink, redelijk, tamelijk, vrij
tamelijk (bw) :
aardig, behoorlijk, best, betrekkelijk, draaglijk, nogal, passabel, passelijk, redelijk, vrij
best (bw) :
aardig, behoorlijk, betrekkelijk, nogal, redelijk, tamelijk, toch wel, vrij
betrekkelijk (bw) :
naar verhouding, nogal, relatief, tamelijk, vrij
redelijk (bw) :
behoorlijk, draaglijk, nogal, tamelijk, vrij
franco (bw) :
portvrij, postvrij, vrachtvrij, vrij
vakantie (zn) :
congé, reces, vakantiedag, vakantietijd, verlof, vrij, vrijaf

woordverbanden van ‘vrij’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Niet aan het gezag van iemand anders onderworpen. Zijn eigen heer en meester, in doen en laten door niemand beperkt. Onafhankelijk heeft vooral betrekking op den toestand, waarin men zich bevindt in verhouding tot anderen. Zelfstandig geeft ditzelfde te kennen, doch met uitdrukkelijke vermelding, dat men op zich zelf staat en niet bij een ander behoort. Vrij ziet meer op het gevoel, dat iemand heeft, die niet gebonden is en niet gedwongen kan worden, om iets tegen zijn wil te doen. Een vrij man, een onafhankelijk man. Ons gemeenebest was een onafhankelijke staat geworden. De vrije steden van Duitschland hadden vroeger hun eigen bestuur. Vrije toestemming noemt men in rechten eene toestemming, die niet door geweld is afgeperst, en niet door bedrog of dwaling is verkregen. Niet synoniem met vrij is onaf hankelijk in de volgende uitdrukkingen, waarin het wel met zelfstandig kan afwisselen. Onafhankelijk leven d. i. zoodanig leven, dat men van niemand behoeft af te hangen. Een onafhankelijk bestaan hebben d. i. een voldoend inkomen of een genoegzaam vermogen hebben.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 22:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 304:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 256:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

vrij
gevangen, onvrij, preuts

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord / bijwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c