openlijk

als woordenboektrefwoord:

openlijk:
bn. bw. in 't openbaar; ronduit.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

openlijk (bn) :
onverholen, openbaar
openlijk (bn) :
publiekelijk
openlijk (bw) :
hardop, in het openbaar, onbedekt, onomwonden, onverholen, open, openbaar, ostensibel, publiekelijk, ronduit, uitgesproken, zichtbaar

als synoniem van een ander trefwoord:

eerlijk (bn) :
eenvoudig, frank, frank en vrij, onbedekt, ongeveinsd, onomwonden, onverbloemd, onverholen, openlijk, rechtuit, ronduit, ruiterlijk, volmondig, vrijmoedig, zuiver
uitgesproken (bn) :
bepaald, beslist, duidelijk, onbetwistbaar, ondubbelzinnig, onloochenbaar, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, openlijk, overduidelijk, regelrecht, verklaard
vrijmoedig (bn) :
frank, losjes, onbeschroomd, onbevangen, ongegeneerd, openhartig, openlijk, rondborstig, stoutweg, zelfbewust
open (bn) :
apert, eerlijk, extravert, genaakbaar, openhartig, openlijk, oprecht, ronduit
onbedekt (bn) :
bloot, kaal, naakt, ongedekt, ongekleed, onverhuld, openlijk
publiek (bn) :
algemeen, bekend, openbaar, openlijk, publiekelijk
rechtstreeks (bn) :
direct, duidelijk, openhartig, openlijk, rechtuit
openbaar (bn) :
open en bloot, openlijk, publiekelijk
ridderlijk (bn) :
openlijk, ronduit, ruiterlijk
openbaar (bn) :
bekend, openlijk, publiek
zichtbaar (bn) :
openlijk
ronduit (bw) :
botweg, boudweg, eerlijk, gewoonweg, gladweg, guluit, ijskoud, onbewimpeld, ongeveinsd, onverbloemd, open, openhartig, openlijk, platuit, platweg, rechtuit, resoluut, rondweg, stoutweg, vierkant, volmondig
boudweg (bw) :
duidelijk, eenvoudigweg, eerlijk, kortaf, kortweg, ongeveinsd, onverbloemd, open, openhartig, openlijk, ronduit
en plein public (bw) :
in alle openbaarheid, onverholen, open en bloot, openlijk, publiekelijk, vol in het zicht
onverholen (bw) :
botweg, onbewimpeld, onomwonden, onverbloemd, openlijk, ronduit
hardop (bw) :
hoorbaar, luid, openlijk

woordverbanden van ‘openlijk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

openbaar, openlijk

Openbaar is datgene, wat iedereen zien of hooren kan, verder hetgeen voor iedereen is, waar iedereen deel aan heeft of hebben kan, eindelijk wat van wege het staats- of gewestelijk gezag bestaat. Openlijk is datgene, wat in het openbaar geschiedt, wat men voor niemand tracht te verbergen. Een openbare bijeenkomst (het tegenovergestelde van een besloten gezelschap). Eene openbare wandelplaats. De openbare meening. Eene openbare school. Openbaar ministerie. Iemand openlijk de waarheid zeggen, openlijk iets verwijten.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

openbaar, openlijk

Voor of in het algemeen.

Openbaar is datgene, wat voor ieder open is, waarvan niemand is uitgesloten. Een openbare vergadering; een openbare wandeling. Verder duidt het woord aan, dat iets vanwege de regeering is opgericht of daartoe behoort: een openbare school, een openbare betrekking.

Openlijk wijst aan, dat iets niet in 't geheim geschiedt, dat het dus voor niemand behoeft verborgen te worden. Als gij niet betaalt, zet ik uw naam openlijk in de courant.

Het tegengestelde van openbaar is: particulier, besloten; van openlijk: in 't geheim, bedektelijk.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 59:

openbaar, openlijk

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

openlijk
geheim, heimelijk, stil, verbloemd, verkapt

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0036 c