onbekrompen

als woordenboektrefwoord:

onbekrompen:
bn. bw. (-er, -st), uit onbekrompen beurs, ruim; mild, overvloedig; niet kleingeestig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

onbekrompen (bn) :
gul, kwistig, overvloedig, royaal, ruim, scheutig
onbekrompen (bn) :
edelmoedig, liberaal

als synoniem van een ander trefwoord:

overvloedig (bn) :
abondant, ampel, bij de vleet, copieus, exuberant, gul, in overvloed, luxueus, mild, onbekrompen, overdadig, plenty, rijk, rijkelijk, royaal, ruim, ruimschoots, treffelijk, uitvoerig, veel, volop, weelderig
onbeperkt (bn) :
eindeloos, grenzeloos, oeverloos, onbegrensd, onbekrompen, onbelemmerd, ongelimiteerd, teugelloos, volstrekt, vrij
royaal (bn) :
genereus, gul, koninklijk, kwistig, mild, onbekrompen, overvloedig, rijkelijk, vorstelijk, vrijgevig
kwistig (bn) :
goedgeefs, gul, onbekrompen, overdadig, rijkelijk, royaal, vrijgevig
scheutig (bn) :
genereus, goedgeefs, gul, kwistig, onbekrompen, royaal, vrijgevig
ruim (bn) :
gul, mild, onbekrompen, overvloedig, rijkelijk, royaal
royaal (bn) :
flink, groot, kolossaal, onbekrompen, riant, ruim
edelmoedig (bn) :
gul, onbaatzuchtig, onbekrompen, onzelfzuchtig
liberaal (bn) :
onbekrompen, onbevooroordeeld, ruimdenkend

woordverbanden van ‘onbekrompen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

breed, onbekrompen, ruim, wijd

Ruim en wijd duiden eene ruimte aan, waarin men zich goed roeren, gemakkelijk bewegen kan in alle richtingen; zij zeggen positief hetzelfde, wat onbekrompen negatief uitdrukt. Breed daarentegen geeft alleen ruimte te kennen ten opzichte van één der drie wiskunstige afmetingen. Eene ruime kamer; de wijde wereld; eene breede straat. Onbekrompen wordt veelal figuurlijk gebruikt in den zin van niet beperkt, niet kleingeestig. Eene onbekrompen denkwijze, een onbekrompen geest. Uit de beteekenis van niet beperkt ontwikkelde zich die van overvloedig: een onbekrompen disch, onbekrompen kunnen leven; verder die van vrijgevig, mild: een onbekrompen gastheer. Figuurlijk worden ruim en breed onder andere gebezigd in den zin van gegoed: het niet breed hebben, het niet ruim hebben; breed en wijd in dien van uitvoerig: alles lang en breed vertellen, iets wijd en breed uitmeten; ruim in dien van onbelemmerd: de handen ruim hebben; breed in dien van groot: eene breede lijst van misslagen, en van grof: er met de breede bijl op inhakken (roekeloos met iets omgaan of hard of grof te werk gaan).

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 138:

ruim, breed, wijd, onbekrompen

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

onbekrompen
bekrompen

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c