rijk

als woordenboektrefwoord:

rijk:
o. (-en), staat.
rijk:
bn. bw. (-er, -st), veel bezittende; kostbaar, prachtig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

rijk (bn) :
bemiddeld, betoeft, gefortuneerd, gegoed, goed bij kas, kapitaalkrachtig, vermogend, voornaam, vorstelijk, welgesteld
rijk (bn) :
overdadig, overvloedig, overvloeiend, rijkelijk, ruim, ruim bedeeld, veelzijdig, vet, weelderig
rijk (bn) :
kostelijk, vermakelijk
rijk (bn) :
kostbaar
rijk (zn) :
domein, gebied, land, natie, staat
rijk (zn) :
heerschappij, koningschap
rijk (zn) :
overheid

als synoniem van een ander trefwoord:

overvloedig (bn) :
abondant, ampel, bij de vleet, copieus, exuberant, gul, in overvloed, luxueus, mild, onbekrompen, overdadig, plenty, rijk, rijkelijk, royaal, ruim, ruimschoots, treffelijk, uitvoerig, veel, volop, weelderig
rijkelijk (bn) :
abondant, copieus, exuberant, flink, in overvloed, kwistig, overvloedig, rijk, royaal, ruim, ruimschoots, te over, vet, welig
weelderig (bn) :
copieus, exuberant, lucullisch, luxueus, luxurieus, overdadig, overvloedig, rijk, somptueus, tierig, vorstelijk, welig
vorstelijk (bn) :
groots, heerlijk, koninklijk, prachtig, prinselijk, prinsheerlijk, rijk, royaal, voortreffelijk, weelderig
gegoed (bn) :
bemiddeld, gefortuneerd, in goeden doen, rijk, vermogend, welgesteld, welvarend
welvarend (bn) :
bemiddeld, gegoed, gezeten, goed gesitueerd, rijk, welgesteld, welstellend
welgesteld (bn) :
bemiddeld, gefortuneerd, gegoed, gezeten, in goeden doen, rijk, vermogend
bemiddeld (bn) :
begoed, gegoed, rijk, vermogend, welgesteld, welstellend, welvarend
gefortuneerd (bn) :
bemiddeld, gegoed, in goeden doen, rijk, vermogend, welgesteld
vermogend (bn) :
bemiddeld, gefortuneerd, gegoed, puissant, rijk
veelzijdig (bn) :
rijk, uitgebreid, veelomvattend
kapitaalkrachtig (bn) :
rijk, solvabel, vermogend
vruchtbaar (bn) :
overvloedig, rijk, welig
vet (bn) :
rijk, rijkelijk
ruim bedeeld (bn) :
rijk
ruim (bw) :
aanzienlijk, ampel, overvloedig, rijk, rijkelijk
gebied (zn) :
areaal, contrei, contreien, district, domein, gewest, gouw, invloedssfeer, land, landschap, landstreek, omgeving, omvang, rayon, regio, revier, rijk, staat, streek, terrein, territorium, zone
domein (zn) :
gebied, grondgebied, heerlijkheid, invloedssfeer, landgoed, rijk, terrein, territorium
land (zn) :
grondgebied, natie, rijk, staat
staat (zn) :
gebied, land, natie, rijk
heerschappij (zn) :
regiment, rijk

woordverbanden van ‘rijk’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Die veel tijdelijke goederen bezit. Gegoed is in goeden doen zijnde, een redelijk vermogen bezittend. Welgesteld, zegt hetzelfde, doch is iets sterker. Bemiddeld is de middelen bezittende om aangenaam en ruim te leven. Rijk zegt men van dengene, die een aanzienlijk vermogen bezit; vermogend is hij, die door zijn rijkdom, macht en invloed heeft.

land, gebied, staat, rijk

Land ziet op de staatkundige grenzen der oppervlakte; staat op de maatschappelijke vereeniging der inwoners; rijk noemt men alleen een staat in zooverre de inwoners door een vorst geregeerd worden; gebied in zooverre een geregeld bestuur over eene zekere uitgestrektheid gronds zijn gezag doet gelden.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

In liet bezit van veel geld of goed zijnde.

Bemiddeld beteekent: van vele middelen voorzien, om een gemakkelijk leven te kunnen leiden. Gegoed wil zeggen: veel goed bezittende (n.l. roerende en onroerende goederen), zoodat men meer bezit dan men noodig heeft; het is dus sterker dan bemiddeld. Welgesteld is hij, die zooveel bezit, dat hij wèl (ruim) kan leven (hij is wèl gesteld = goed geplaatst in de maatschappij); het is nog iets sterker dan gegoed. Rijk is: een groote overvloed van iets bezittende, ook fig.: een rijke oogst, rijk aan verstand. Vermogend zegt, dat men een groot vermogen (kapitaal) bezit. (Het kan ook beteekenen veel invloed uitoefenende, doch dan is 't afgeleid van vermogen = kunnen : een veelvermogend minister.)

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 356:

land, staat, rijk

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 343:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

rijk
arm, behoeftig, schaars

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord / bijwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0032 c