goedig

als woordenboektrefwoord:

goedig:
bn. bw. (-er, -st), goedhartig; vriendelijk; zachtaardig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

goedig (bn) :
goedhartig, goedmoedig, inschikkelijk, slap, toegeeflijk, vriendelijk, zachtaardig
goedig (bn) :
sullig

als synoniem van een ander trefwoord:

vriendelijk (bn) :
aangenaam, aardig, amicaal, aimabel, attent, behulpzaam, beleefd, beminnelijk, bereidwillig, beschaafd, gemoedelijk, genadig, genegen, goedaardig, goedgunstig, goedhartig, goedig, goelijk, hartelijk, herderlijk, innemend, inschikkelijk, lankmoedig, lief, lieftallig, minnelijk, ongedwongen, prettig, toegenegen, toeschietelijk, vaderlijk, voorkomend, vriendschappelijk, vrolijk, welgemeend, welwillend, zacht
trouwhartig (bn) :
argeloos, fideel, gemoedelijk, goedig, goedmoedig, onbevangen, ongekunsteld, onschuldig
zachtaardig (bn) :
goedhartig, goedig, mild, vriendelijk, zacht, zachtmoedig, zachtzinnig
goedmoedig (bn) :
goedaardig, goedhartig, goedig, vriendelijk, zachtaardig
goedhartig (bn) :
goedaardig, goedig, goedmoedig, zachtaardig
goed (bn) :
goedaardig, goedhartig, goedig
geschikt (bn) :
goedig, inschikkelijk

woordverbanden van ‘goedig’ grafisch weergegeven

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord / bijwoord / tussenwerpsel / zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c