grommen

als woordenboektrefwoord:

grommen:
(gegromd), brommen ; knorrig zijn.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

grommen (ww) :
pruttelen, brommen, knorren
grommen (ww) :
strippen, verwijderen
grommen (ww) :
snauwen, grauwen

als synoniem van een ander trefwoord:

klagen (ww) :
mopperen, grommen, huilen, brommen, mekkeren, piepen, knorren, loeien, jammeren, kermen, zaniken, weeklagen, jeremiëren, lamenteren, mommelen, mummelen, urmen
snauwen (ww) :
grommen, katten, brommen, knorren, opspelen, bassen, grauwen, bitsen, snibben
pruttelen (ww) :
mopperen, grommen, brommen, knorren, sputteren, morren, grollen
knorren (ww) :
mopperen, grommen, pruttelen, brommen, morren
brommen (ww) :
grommen, gonzen

woordverbanden van ‘grommen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Eigenlijk duiden deze woorden het onaangename geluid aan, dat door sommige dieren wordt voortgebracht. De roerdomp en de bromvlieg brommen; de muggen gonzen; het varken knort; de beer bromt of gromt. Overdrachtelijk wordt brommen gezegd van een onmelodieus geluid van muziekinstrumenten of 't geluid van zware klokken; alle woorden, behalve gonzen, van den onaan-genamen klank, dien de menschelijke stem bij ontevredenheid of toorn aanneemt. Hij bromt (gromt of knort) ook altijd.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 82:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 305:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c