enkel

als woordenboektrefwoord:

enkel:
m. (-s), knokkel van het been boven de voet.
enkel:
bn. bw. niet dubbel; niets meer dan.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

enkel (bn) :
afzonderlijk, enig, enkelvoudig, los
enkel (bw) :
alleen, alleen maar, bloot, eenvoudigweg, gewoonweg, louter, puur, slechts, uitsluitend, zuiver
enkel (zn) :
enkelgewricht, knoesel, voetgewricht

als synoniem van een ander trefwoord:

bloot (bn) :
enkel, simpel, zuiver
enig (bn) :
enigst, enkel, uniek
alleen (bw) :
afzonderlijk, allenig, eendelijk, enig, eniglijk, enkel, solo
zuiver (bw) :
enkel, geheel, klinkklaar, louter, puur, slechts, vol
louter (bw) :
alleen, bloot, enkel, slechts, uitsluitend
slechts (bw) :
alleen, enkel, louter, maar, niet meer dan
uitsluitend (bw) :
alleen, bloot, enkel, louter
blotelijk (bw) :
alleen, enkel, louter
maar (bw) :
enkel, pas, slechts
klinkklaar (bw) :
enkel, zuiver
los (zn) :
enkel

woordverbanden van ‘enkel’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

alleen, enkel, slechts

Zij drukken alle eene beperking van een begrip, van eene gedachte uit. Alleen sluit eigenlijk al het andere uit: het geeft te kennen, dat hetgeen gezegd wordt, op die eene zaak en op geene andere betrekking heeft. Enkel staat hiermede vrijwel gelijk, maar is sterker. Nog sterker is enkel en alleeen. Slechts ziet meer op den graad, de hoeveelheid, en is deftiger. Ik heb hen alleen gezien, niet gesproken; ik heb hen enkel gezien. En niet slechts dit, hij weigerde zelfs mij te hooren.

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

enkel
bende, boel, dubbel, ettelijke, hoop, massa, stoot, tig, veel

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c