gevaar

als woordenboektrefwoord:

gevaar:
o. (...varen), naderend onheil; hachelijke toestand.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gevaar (zn) :
bedreiging, dreiging, nood, noodsituatie, onheil, onraad, perikel, risico

als synoniem van een ander trefwoord:

klip (zn) :
gevaar, hindernis, hinderpaal, moeilijkheid
nood (zn) :
benauwdheid, ellende, gevaar, onheil, ramp
onheil (zn) :
ellende, fataliteit, gevaar, ongeluk, ramp
risico (zn) :
bedreiging, dreiging, gevaar, perikel
alarm (zn) :
gevaar, noodsituatie, onrust
perikel (zn) :
gevaar, risico

woordverbanden van ‘gevaar’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gevaar, nood

Dreigend onheil. Gevaar is eene omstandigheid of een samenloop van omstandigheden, waardoor een persoon of zaak kan gedeerd worden. Nood en gevaar hebben soms dezelfde beteekenis, b.v. in de volgende uitdrukkingen: het heeft geen nood; er is geen gevaar bij. Maar meestal ligt in nood de beteekenis van een samenloop van omstandigheden, die men niet kan kiezen, waarin men zich niet vrijwillig begeven kan (wat met gevaar wel het geval is). Nood leert bidden. Hongersnood. Levensgevaar. Om die reden zegt men: zich in gevaar, maar niet: zich in nood begeven.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 482:

nood, gevaar

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0034 c