nood

als woordenboektrefwoord:

nood:
m. (noden), moeilijke omstandigheid ; gebrek; ellende.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

nood (zn) :
behoefte, gebrek, misère, miserie, nooddruft, schaarste
nood (zn) :
benauwdheid, ellende, gevaar, onheil, ramp
nood (zn) :
noodzaak, noodzakelijkheid
nood (zn) :
collisie

als synoniem van een ander trefwoord:

ellende (zn) :
benauwdheid, beproeving, beroerdigheid, getob, kommer, kommer en kwel, kwelling, last, malaise, malheur, merode, miserie, misère, moeilijkheden, narigheid, nood, ongeluk, onheil, ontbering, rampspoed, rottigheid, sores, tegenslag, tegenspoed, tragiek, trammelant, verschrikking
armoede (zn) :
armoe, behoefte, behoeftigheid, dalles, ellende, gebrek, geldnood, indigentie, kaalheid, kommer, krot, marode, merode, miserie, nood, nooddruft, ontbering
gebrek (zn) :
armoede, behoefte, behoeftigheid, deprivatie, gemis, ledigheid, mangel, nood, ontbering, ontoereikendheid, schaarsheid, schaarste, stoornis, tekort
penarie (zn) :
benauwdheid, ellende, moeilijkheden, narigheid, nood, penurie, problemen, puree, trubbels
gemis (zn) :
afwezigheid, behoefte, deprivatie, mangel, nood, ontbering, ontbreken, schaarste, tekort
noodzaak (zn) :
necessiteit, nood, noodzakelijkheid, onvermijdelijkheid, urgentie, vereiste
gevaar (zn) :
bedreiging, dreiging, nood, noodsituatie, onheil, onraad, perikel, risico
behoefte (zn) :
gebrek, gemis, mangel, nood, noodwendigheid, tekort, verlangen, vraag
afhankelijkheid (zn) :
dependentie, gebondenheid, nood
calamiteit (zn) :
ellende, nood, ramp
collisie (zn) :
beklemdheid, nood

woordverbanden van ‘nood’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Elke onaangename toestand, dien wij in het leven doorworstelen moeten, Als alles ons tegenloopt, noemen wij het tegenspoed. Alles, waar groote tegenspoed of rampspoed ons in brengt, noemen wij ellende — eigenlijk de rampspoed van ballingschap. Terwijl benauwdheid op het gevoel ziet, dat wij hebben als ons veel tegenspoed treft of bedreigt, is druk de tegenspoed, die als een zwaar gewicht ons nederdrukt, en ons in al onze, bewegingen bemoeilijkt. Nood is de toestand, waarin de mensch de dringende behoefte aan hulp het sterkst gevoelt. Spreekt men van ongeluk, dan heeft men ook het oog op de tegenstelling, het geluk, en beschouwt den tegenspoed meer als een toevallig kwaad of als iets, dat ons door hooger macht is toegevoegd.

gevaar, nood

Dreigend onheil. Gevaar is eene omstandigheid of een samenloop van omstandigheden, waardoor een persoon of zaak kan gedeerd worden. Nood en gevaar hebben soms dezelfde beteekenis, b.v. in de volgende uitdrukkingen: het heeft geen nood; er is geen gevaar bij. Maar meestal ligt in nood de beteekenis van een samenloop van omstandigheden, die men niet kan kiezen, waarin men zich niet vrijwillig begeven kan (wat met gevaar wel het geval is). Nood leert bidden. Hongersnood. Levensgevaar. Om die reden zegt men: zich in gevaar, maar niet: zich in nood begeven.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 268:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 482:

nood, gevaar

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0038 c