lot

als woordenboektrefwoord:

lot:
o. (-en), aandeel in een loterij of verloting. lotje en lootje, o. (lootjes).
lot:
o. twijg, jonge tak ; teen ; onzekerheid van bestemming ; noodlot.
lot:
o. belasting.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

lot (zn) :
beschikking, toeval, noodlot, levenslot, voorzienigheid, providentie, lotsbestemming, lotsbestel, lotsbeschikking, fatum
lot (zn) :
schoot, tak, uitloper, scheut, telg, loot, uitspruitsel
lot (zn) :
lootje, loterijbriefje
lot (zn) :
fortuin, buitenkans
lot (zn) :
koop, partij, kavel
lot (zn) :
premielot

als synoniem van een ander trefwoord:

loot (zn) :
schoot, spruit, lot, stek, uitloper, scheut, twijg, aflegger, ent, afzetsel, uitspruitsel, stekje, spruitsel
partij (zn) :
troep, verzameling, hoeveelheid, handeltje, groep, portie, stapel, zending, hoop, lot, batch, kaveling
bestemming (zn) :
roeping, noodlot, lot, levenslot, voorland, destinatie, lotsbestemming, fatum
toeval (zn) :
toevalligheid, geval, kans, lot, casus, gelijktijdigheid
schoot (zn) :
steek, spruit, lot, uitloper, scheut, loot
fatum (zn) :
bestemming, noodlot, lot
prijs (zn) :
lot, loterijprijs
voorzienigheid (zn) :
lot, providentie
noodlot (zn) :
lot, fatum
beschikking (zn) :
lot
koop (zn) :
lot

woordverbanden van ‘lot’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Spruit is elke uitlooper aan eene plant; wordt de uitlooper uit het zaad bedoeld, die zich niet boven den grond verheft, dan spreekt men van kiem. Verheft de uitlooper zich boven den grond, dan is spruit de algemeene naam. Bevindt zich aan eene plant een uitlooper dan noemt men hem knop, zoolang er zich nog geen bladeren ontwikkeld hebben; is hij verder uitgeschoten dan spreekt men van schot, lot of loot. St. Janslot. De jonge boomen maken nu schot. Onder loot verstaat men dat lot, dat geschikt is om er afgenomen te worden en gebezigd te worden voor de aankweeking, terwijl telg elk klein boomscheutje is; ook zulk een, dat op zich zelf staat.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 303:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0019 c