strop

als woordenboektrefwoord:

strop:
m. (-pen), strik ; stropdas ; trekker ; (fig.) geldelijk nadeel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

strop (zn) :
fiasco, miskoop, tegenvaller, zeper, zeperd
strop (zn) :
gehangene, hanger
strop (zn) :
deugniet, rakker
strop (zn) :
lasso, lus
strop (zn) :
stropdas
strop (zn) :
strik

als synoniem van een ander trefwoord:

nadeel (zn) :
afbreuk, bezwaar, detriment, drawback, handicap, hinderpaal, keerzij, keerzijde, last, letsel, min, minpunt, ongunstigheid, onvoordeligheid, schade, schaduwkant, schaduwzijde, strop, tegenvaller, verlies
tegenvaller (zn) :
desillusie, flop, lelijkerd, misrekening, pech, schadepost, sof, strop, tegenslag, tegenspoed, teleurstelling, zeper
tegenslag (zn) :
drawback, malheur, ongeluk, onkans, pech, strop, tegenspoed, tegenvaller, tegenwind, wanbof
schade (zn) :
afbreuk, averij, beschadiging, ellende, kwaad, letsel, nadeel, scha, strop, verlies
zeper (zn) :
echec, fiasco, miskleun, mislukking, sof, strop, tegenvaller, zeperd
rakker (zn) :
boef, deugniet, kwajongen, nest, ondeugd, schelm, strop
verlies (zn) :
nederlaag, strop
hanger (zn) :
leng, strop

woordverbanden van ‘strop’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0046 c