min

als woordenboektrefwoord:

min, minne:
v. (minnen), voedster.
min:
bn. bw. weinig, gering; laag, gemeen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

min (bn) :
beroerd, gemeen, klein, kleingeestig, laag, laag-bij-de-gronds, laaghartig, miserabel, onwaardig, ordinair, pieterig, schandelijk, schunnig, slecht, verachtelijk
min (bn) :
minnetjes, onbeduidend, onbetekenend, zwak
min (bn) :
gering, geringschattend, klein
min (bw) :
gering, laag, minder, onvoldoende, weinig
min (bw) :
minus, verminderd met
min (bw) :
onder
min (zn) :
minne, voedster, zoogster
min (zn) :
nadeel, negatieve kant
min (zn) :
liefde, minne
min (zn) :
minteken
min (zn) :
liefde

als synoniem van een ander trefwoord:

gemeen (bn) :
akelig, boosaardig, doortrapt, fielterig, geniepig, honds, krenkend, kwetsend, laag, laag-bij-de-gronds, laaghartig, min, onedel, oneerlijk, ploerterig, ploertig, schofterig, schurkachtig, slecht, smerig, snood, trouweloos, vals, verachtelijk, verraderlijk, vilein, vinnig, vuig, vuil, wreed
schandelijk (bn) :
afschuwelijk, beledigend, ergerlijk, godgeklaagd, godvergeten, heiligschennend, honteus, infaam, laag, laaghartig, min, nietswaardig, onedel, oneervol, onterend, onwaardig, scandaleus, schaamteloos, schandalig, vloekwaardig
laag (bn) :
abject, eerloos, gemeen, gering, karakterloos, klein, laag-bij-de-gronds, min, nietswaardig, onedel, plat, ploerterig, schandelijk, serviel, slecht, snood, verachtelijk, vilein, vuig, vuil, vulgair, laaghartig
ordinair (bn) :
alledaags, banaal, gebruikelijk, gemeen, gering, gewoon, min, minderwaardig, onbeschaafd, plat, smakeloos, vulgair
lelijk (bn) :
bars, boos, gemeen, hinderlijk, kwaad, kwetsend, laag, min, naar, onbehoorlijk, slecht, smakeloos, zondig
kleingeestig (bn) :
bekrompen, benepen, burgerlijk, eng, geborneerd, kleinsteeds, kleinzielig, mesquin, min, pietluttig
vuil (bn) :
bedorven, boosaardig, gemeen, hatelijk, kwaad, laag, laaghartig, min, nijdig, oneerlijk, vals
verachtelijk (bn) :
abject, gemeen, inferieur, laag, laaghartig, min, onwaardig, verfoeilijk, verwerpelijk
laaghartig (bn) :
gemeen, infaam, klein, laag, min, plat, schandelijk, slecht, verachtelijk
klein (bn) :
eng, krap, laag, min, miniem, nipt, smal, subtiel, zwak
onwaardig (bn) :
min, onbetamelijk, schandelijk, verachtelijk
miserabel (bn) :
lamlendig, min, nietswaardig, verachtelijk
gering (bn) :
gemeen, laag, laaghartig, min, snood
ellendig (bn) :
min, onbetekenend
weinig (bw) :
min, minder
minus (bw) :
min
nadeel (zn) :
afbreuk, bezwaar, detriment, drawback, handicap, hinderpaal, keerzij, keerzijde, last, letsel, min, minpunt, ongunstigheid, onvoordeligheid, schade, schaduwkant, schaduwzijde, strop, tegenvaller, verlies
liefde (zn) :
affectie, amor, genegenheid, hartstocht, inclinatie, min, passie
voedster (zn) :
min, zoogster

woordverbanden van ‘min’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

liefde, min

De toestand des gemoeds, waarin men eenig welgevallen heeft aan iemand of iets, zich in het bezit of genot daarvan verheugt. Min heeft meer betrekking op het welgevallen van een persoon van het eene in een persoon van het andere geslacht, doch wordt in samenstelling soms in algemeenen zin genomen b.v. menschenmin, in der minne. Ouderlijke liefde. Kinderlijke liefde. Werken der liefde. Liefde tot den naaste. Liefde voor zijn vak. Het spel der min. Minnehandel. Minnegloed. De minnegod.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 48:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 368:

liefde, min

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

min
dikwijls, en, lief, onmin, plus, vaak, veel, veelvuldig

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord / bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0031 c