nietig

als woordenboektrefwoord:

nietig:
bn. (-er, -st), gering; zonder waarde.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

nietig (bn) :
klein, armzalig, onbeduidend, miezerig, onbetekenend, onaanzienlijk, prullerig, schriel, futiel, petieterig, beuzelachtig
nietig (bn) :
onbeduidend, vergankelijk
nietig (bn) :
ongeldig, krachteloos

als synoniem van een ander trefwoord:

onbeduidend (bn) :
onbelangrijk, lullig, bescheiden, klein, snert, ijdel, onnozel, nietszeggend, onbenullig, gering, nietig, irrelevant, onbetekenend, onaanzienlijk, miniem, futiel, nietswaardig, weinigzeggend, beuzelachtig, nietsbetekenend, nestig
klein (bn) :
bescheiden, onbelangrijk, beperkt, dun, kort, onbeduidend, miezerig, gering, nietig, onbetekenend, onaanzienlijk, pietepeuterig, prullerig, schamel, popperig, summier, peuterig, pover, petieterig, luttel, pieterig
beuzelachtig (bn) :
nutteloos, onbelangrijk, waardeloos, flauw, ijdel, vergeefs, nietszeggend, onbeduidend, nietig, onbetekenend, futiel, keutelachtig
onbetekenend (bn) :
onbelangrijk, gewoon, middelmatig, ondermaats, onbeduidend, gering, nietig, onaanzienlijk, nietsbetekenend, beuzelachtig
krachteloos (bn) :
lens, machteloos, zwak, teer, slap, futloos, levenloos, nietig, bloedarm, verwekelijkt, adynamisch
futiel (bn) :
armzalig, onbeduidend, nietig, onbetekenend, miniem, nietswaardig, verwaarloosbaar
armoedig (bn) :
waardeloos, nietig, onbetekenend, onaanzienlijk
ongeldig (bn) :
waardeloos, vals, krachteloos, invalide, nietig
zwak (bn) :
zacht, klein, licht, mager, gering, nietig
miezerig (bn) :
schraal, armzalig, nietig, minnetjes
armzalig (bn) :
onbeduidend, miezerig, nietig
onaanzienlijk (bn) :
onbelangrijk, nietig
petieterig (bn) :
klein, nietig

woordverbanden van ‘nietig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

nietig, nietswaardig

Wat geen waarde heeft. Nietswaardig is sterker dan nietig. Het ziet vooral op gebrek aan innerlijke waarde, en staat verder gelijk met onwaardig, slecht, gemeen (zie gemeen). Een vonnis nietig verklaren. Eene nietige (onbeteekenende) uitvlucht. Een nietig (onbeduidend) mensch. Een nietswaardig mensch = iemand zonder karakter of zedelijkheid.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

gering, klein, weinig, nietig

Klein let hierbij vooral op de afmetingen; gering op de waarde, 't aanzien of 't belang; weinig op de hoeveelheid, terwijl nietig beteekent: zoo klein, dat het bijna niet opgemerkt wordt.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 480:

nietswaardig, nietig

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

nietig
machtig, ontzaglijk, overweldigend

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c