benepen

als woordenboektrefwoord:

benepen:
bn. (-er, -st), benauwd ; verlegen ; hachelijk; kleinzielig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

benepen (bn) :
armhartig, bekrompen, burgerlijk, huisbakken, ingevallen, kleinburgerlijk, kleingeestig, kleinzielig, kortzichtig, pietluttig
benepen (bn) :
angstig, beklemd, benard, benauwd, duf
benepen (bn) :
klein

als synoniem van een ander trefwoord:

angstig (bn) :
bang, beangst, beducht, benauwd, benepen, bevreesd, bezorgd, gejaagd, huiverig, ongerust, schichtig, schuw
burgerlijk (bn) :
behoudend, bekrompen, benepen, bourgeois, degelijk, eenvoudig, kleinburgerlijk, onopvallend, stijf
kleingeestig (bn) :
bekrompen, benepen, burgerlijk, eng, geborneerd, kleinsteeds, kleinzielig, mesquin, min, pietluttig
geborneerd (bn) :
bekrompen, benepen, beperkt, dom, enghartig, kleinburgerlijk, kleingeestig, kortzichtig
pietluttig (bn) :
benepen, keutelachtig, keutelig, kleingeestig, kleinzielig, peuterig, pietepeuterig
armetierig (bn) :
armoedig, armzalig, benepen, miezerig, onaanzienlijk, onbetekenend, zielig
duf (bn) :
benepen, geesteloos, oninteressant, saai, slaapverwekkend, vervelend
benauwd (bn) :
bedompt, benepen, broeierig, dompig, drukkend, duf, muf, smoorheet
kleinzielig (bn) :
benepen, kinderachtig, pietepeuterig, pietluttig
kleinsteeds (bn) :
achterlijk, bekrompen, benepen, provinciaals
bekrompen (bn) :
benauwd, benepen, eng, klein, krap, nauw
kleinzielig (bn) :
benepen, enghartig, kleingeestig, laf
eng (bn) :
bekrompen, benepen, beperkt
huisbakken (ww) :
bekrompen, benepen

woordverbanden van ‘benepen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 177:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

benepen
gul

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0032 c