huiverig

als woordenboektrefwoord:

huiverig:
bn. (-er, -st), kil; kouwelijk; afkerig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

huiverig (bn) :
rillerig, kouwelijk, killig
huiverig (bn) :
bang, aarzelend

als synoniem van een ander trefwoord:

bang (bn) :
nerveus, huiverig, in spanning, ongerust, schuw, laf, bezorgd, angstig, bevreesd, vol spanning, benauwd, schijterig, angstvallig, schrikachtig, timide, schuchter, beducht, bedeesd, kleinhartig, lafhartig, beschroomd, vervaard, benard, bangelijk, vreesachtig, angstwekkend, blo
bevreesd (bn) :
nerveus, bang, huiverig, ongerust, schuw, laf, bezorgd, angstig, benauwd, schijterig, angstvallig, schrikachtig, beducht, bedeesd, kleinhartig, lafhartig, beschroomd, vervaard, bangelijk, vreesachtig
angstig (bn) :
bang, huiverig, ongerust, schuw, bezorgd, bevreesd, gejaagd, benauwd, beducht, schichtig, benepen, beangst
benauwd (bn) :
bang, huiverig, angstig, bevreesd, beducht, ongans
bibberig (bn) :
huiverig, rillerig, trillerig, beverig, trillend
griezelig (bn) :
huiverig, angstig
aarzelend (bw) :
huiverig, voorzichtig, onzeker, gereserveerd, terughoudend, wankelmoedig, weifelend, dralend, weifelmoedig

woordverbanden van ‘huiverig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

afkerig, huiverig

Afkeerig van iets zijn beteekent er een tegenzin in hebben, er geen behagen in scheppen; huiverig zijn om iets te doen is niet zoozeer iets niet willen, dan wel, iets niet goed durven doen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 155:

schoorvoetend, huiverig

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 177:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0055 c