angstvallig

als woordenboektrefwoord:

angstvallig:
bn. bw. (-er, -st), zeer nauwgezet.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

angstvallig (bn) :
zorgvuldig, voorzichtig, nauwgezet, scrupuleus, peuterig, consciëntieus, minutieus, meticuleus
angstvallig (bn) :
bang, angstig, schichtig, beschroomd, bangelijk, vreesachtig, schroomvallig

als synoniem van een ander trefwoord:

bang (bn) :
nerveus, huiverig, in spanning, ongerust, schuw, laf, bezorgd, angstig, bevreesd, vol spanning, benauwd, schijterig, angstvallig, schrikachtig, timide, schuchter, beducht, bedeesd, kleinhartig, lafhartig, beschroomd, vervaard, benard, bangelijk, vreesachtig, angstwekkend, blo
nauwgezet (bn) :
precies, stipt, nauwkeurig, zorgvuldig, grondig, diepgaand, toegewijd, strikt, letterlijk, plichtsgetrouw, gedetailleerd, accuraat, angstvallig, punctueel, gewetensvol, getrouw, secuur, woordelijk, scrupuleus, consciëntieus, minutieus
bevreesd (bn) :
nerveus, bang, huiverig, ongerust, schuw, laf, bezorgd, angstig, benauwd, schijterig, angstvallig, schrikachtig, beducht, bedeesd, kleinhartig, lafhartig, beschroomd, vervaard, bangelijk, vreesachtig
zorgvuldig (bn) :
nauwkeurig, stipt, precies, net, voorzichtig, oplettend, nauwgezet, plichtsgetrouw, gedetailleerd, accuraat, angstvallig, secuur, scrupuleus, consciëntieus, minutieus, soigneus
vreesachtig (bn) :
bang, schuw, laf, angstig, angstvallig, schuchter, beducht, schichtig, kleinhartig, lafhartig, kopschuw, bangig, bangelijk, kleinmoedig
beschroomd (bn) :
schuw, schaapachtig, verlegen, angstvallig, timide, schuchter, bedeesd, bleu, vreesachtig, schaamachtig, schroomvallig, blo
bedeesd (bn) :
schuw, verlegen, angstvallig, timide, schuchter, beschroomd, bleu, bangelijk, schroomachtig, schroomvallig, blo
angstig (bn) :
angstvallig, kleinhartig, kopschuw, bangelijk, vreesachtig, kleinmoedig
scrupuleus (bw) :
angstvallig

woordverbanden van ‘angstvallig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Gebrek aan moed en zelfvertrouwen hebbend. Is dit het gevolg van eene aangeboren vreesachtigheid, dan gebruikt men bedeesd, bloode, schroomvallig, verlegen en angstvallig; ontstaat dit door eene plotselinge ontroering, die iemand in zijne natuurlijke vrijheid van spreken of handelen belemmert, dan gebruikt men de woorden benauwd, bedremmeld, beteuterd, onthutst, verlegen en versteld. Beschroomd is degene, die vreest te doen wat niet passend is. Bedeesd is hij, die zich licht in zijne vrijheid van spreken en doen belemmerd voelt. Bloode is sterker dan bedeesd; het duidt veelal een groot gebrek aan zelfvertrouwen aan; schuchter onderstelt vrees, gepaard met blooheid, terwijl verlegen te kennen geeft, dat men ten gevolge van zijne vreesachtigheid, niet weet hoe zich te gedragen. Schroomvallig en angstvallig drukken uit, dat men geneigd is om te aarzelen, wanneer men iets moet verrichten. Weet men niet hoe te handelen, en is men spoedig in het nauw gebracht, dan wordt men benauwd genoemd. Bedremmeld, onthutst en versteld drukken de verandering uit, die de ontroering teweegbrengt in houding en gelaat; beteuterd wijst op de door haar veroorzaakte belemmering in de spraakorganen. In onthutst ligt het denkbeeld van schrik, in versteld dat van schrik of verbazing, in bedremmeld en beteuterd dat van vrees voor een persoon, in wiens tegenwoordigheid wij ons bevinden, en dien we om de eene of andere reden meenen te moeten duchten. De met deze adiectiva overeenkomende substantiva zijn: bedeesdheid, beschroomdheid, blooheid, schuchterheid, verlegenheid, schroomvalligheid en angstvalligheid. Van benauwd, bedremmeld, beteuterd, onthutst en versteld zijn geene substantiva gevormd. Over schroom zie bij angst.

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c