tenger

als woordenboektrefwoord:

tenger:
bn. bw. (-der, -st), rank; zwak.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

tenger (bn) :
fijntjes, frêle, licht, mager, rank, slank, spichtig, sprietig, teer
tenger (bn) :
broos, fragiel, teer

als synoniem van een ander trefwoord:

teer (bn) :
breekbaar, broos, delicaat, fijn, frêle, gevoelig, kwetsbaar, tenger, zacht, zwak
zwak (bn) :
breekbaar, fijn, gevoelig, teer, tenger, zwakjes
rank (bn) :
fijngebouwd, gracieus, slank, tenger
frêle (bn) :
broos, fragiel, teer, tenger
licht (bn) :
tenger
fijntjes (bw) :
aardig, exquis, lichtjes, netjes, sierlijk, subtiel, teer, tenger

woordverbanden van ‘tenger’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

dun, mager, rank, schraal, slank, tenger

Wat niet breed en dik is. Dun staat tegenover dik; rank tegenover breed en zwaar: een rank vaartuig; slank tegenover kort, gezet, stevig; tenger staat tegenover grof; mager en schraal tegenover vet. Schraal en mager kan men dikwijls met elkander verwisselen: schrale kost en magere kost, mager of schraal van gestalte, eene schrale troost en eene magere troost. In sommige uitdrukkingen wordt echter uitsluitend schraal gebezigd: een schrale wind (een droge wind, die alles verdort), het koren staat schraal; in andere daarentegen geeft men meer de voorkenr aan mager; welk een mager geraamte van een paard! voor een paard, dat vet en vleesch beide mist. Mager vleesch = vleesch zonder vet.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 96:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

tenger
grof, stoer

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c