broos

als woordenboektrefwoord:

broos:
bn. (brozer, -t), zwak, breekbaar ; vergankelijk.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

broos (bn) :
kwetsbaar, zwak, teer, breekbaar, teder, fragiel, onvast, frêle, teertjes
broos (bn) :
onbetrouwbaar, zwak, wisselvallig, vergankelijk, onvast
broos (bn) :
onzeker

als synoniem van een ander trefwoord:

zwak (bn) :
kwetsbaar, gevoelig, versleten, wrak, week, wankel, mat, hulpbehoevend, gebroken, machteloos, krachteloos, teer, slap, gebrekkig, lamlendig, gammel, broos, afgeleefd
onvast (bn) :
wankel, aarzelend, onzeker, instabiel, labiel, onbestendig, broos, wankelbaar, waggelend, onstandvastig, onwis, tuitelig
zwak (bn) :
matig, week, mat, flauw, ziekelijk, machteloos, krachteloos, teer, slap, lamlendig, broos, fleps
wrak (bn) :
kwetsbaar, beschadigd, zwak, gebrekkig, broos, bouwvallig, krakkemikkig, onsolide
teer (bn) :
kwetsbaar, zacht, gevoelig, fijn, zwak, breekbaar, delicaat, tenger, broos, frêle
teder (bn) :
zacht, kwetsbaar, gevoelig, week, fijn, lief, teer, delicaat, broos, teerhartig
delicaat (bn) :
gevoelig, fijn, zwak, teer, broos, wekelijk
breekbaar (bn) :
zwak, teer, fragiel, broos, bros, frêle
fragiel (bn) :
zwak, teer, breekbaar, broos, bros
vatbaar (bn) :
gevoelig, gauw ziek, zwak, broos
kwetsbaar (bn) :
gevoelig, weerloos, zwak, broos
frêle (bn) :
teer, fragiel, tenger, broos
tenger (bn) :
teer, fragiel, broos

woordverbanden van ‘broos’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

breekbaar, broos, bros

Wat breekbaar is kan met meer of minder gemak, wat broos is kan zeer gemakkelijk gebroken worden. Hard glas is breekbaar, fijn glas is broos. Het mahoniehout is schoon, maar bros. Figuurlijk heeft broos de beteekenis van vergankelijk. De mensch is een broos wezen; de goederen der wereld zijn broos. Wat de eigenlijke beteekenis aangaat en wat den oorsprong betreft, is bros hetzelfde als broos. Het wordt echter alleen praedicatief gebruikt en dan met de bijbeteekenis van licht afbrokkelend.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

breekbaar, broos, bros

Wat gemakkelijk gebroken kan worden.

Breekbaar zegt, dat het breken van iets weinig inspanning kost, zoodat het spoedig breekt: breekbare waar (porselein, aardewerk, enz., ook een houten stok, maar niet een ijzeren staaf). Broos duidt aan, dat iets zeer breekbaar is, zoodat groote voorzichtigheid wordt vereischt: dit dunne glas is broos. Figuurlijk beteekent het: teer, vergankelijk, niet bestendig: Een brooze gezondheid.

Bros zegt, dat iets gemakkelijk afbrokkelt (en daardoor breekt) : het ijs is bros.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 407:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

broos
stevig

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0035 c