geslepen

als woordenboektrefwoord:

geslepen:
bn. bw. (-er, -st), listig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

geslepen (bn) :
arglistig, diplomatiek, doortrapt, gehaaid, geraffineerd, gewiekst, glad, goochem, leep, listig, slim, sluw, uitgeslapen

als synoniem van een ander trefwoord:

slim (bn) :
bedachtzaam, bijdehand, clever, diplomatiek, gaar, geslepen, gewiekst, gis, goochem, handig, kien, knaphandig, leep, lijp, link, listig, loos, piechem, pienter, plat, rap, scherpzinnig, schrander, sluw, straf, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen, verstandig
sluw (bn) :
arglistig, doortrapt, duivels, geraffineerd, geslepen, gewiekst, kwaadaardig, leep, listig, loos, politiek, slim, slinks, snood, uitgekiend, uitgekookt, uitgeslapen, vals, verraderlijk
gewiekst (bn) :
arglistig, bijdehand, doortrapt, gehaaid, geraffineerd, geslepen, glad, handig, leep, listig, slim, slinks, sluw, uitgekiend, uitgekookt, uitgeslapen, wakker
geraffineerd (bn) :
arglistig, doorkneed, doortrapt, gehaaid, geslepen, gewiekst, listig, slim, slinks, sluw, subtiel, uitgekiend, uitgekookt
listig (bn) :
bedrieglijk, doortrapt, geslepen, gewiekst, leep, loos, slim, sluw, spitsvondig, uitgekookt, vals, volleerd
doortrapt (bn) :
gehaaid, gemeen, geraffineerd, geslepen, gewiekst, leep, listig, slinks, sluw, uitgekookt, vals
gehaaid (bn) :
bijdehand, doortrapt, geslepen, gewiekst, handig, leep, listig, uitgekookt
uitgeslapen (bn) :
doortrapt, geslepen, slim, sluw, uitgekookt
leep (bn) :
geslepen, listig, pienter, slim, sluw
glad (bn) :
geslepen, gewiekst, link, sluw
arglistig (bn) :
doortrapt, geslepen, listig
plat (bn) :
geslepen, slim, uitgeslapen
scherp (bn) :
geslepen, vlijmscherp

woordverbanden van ‘geslepen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

worden gezegd van hem, die op eene behendige wijze, meestal ten nadeele van anderen, zijn doel tracht te bereiken. Bedriegelijk is het algemeene begrip; listig is degene, die van zijne ervaring en kennis partij weet te trekken om door goed gekozen middelen zijn doel langs slinksche wegen te bereiken. De listige beoogt niet altijd kwaad, en is in zoover onderscheiden van den arglistige. Het woord listig heeft echter meest eene bijgedachte van onoprechtheid. Loos ziet meer op de aangeboren eigenschap van behendigheid in het kiezen der middelen om tot zijn doel te komen; het laat in het midden of de persoon, aan wien het wordt toegeschreven, groote scherpzinnigheid bezit; zelfs een domme kan loos zijn. Bij slim is dit niet het geval; dit verbindt het begrip van loosheid met dat van verstandelijke ontwikkeling. Een slimme is niet noodwendig iemand, die met bedriegelijke middelen te werk gaat, hij paart behendigheid aan scherpzinnigheid; arglistig is listig met een boos opzet, dus listig en boosaardig tevens; geslepen drukt dit in hooge mate uit; meestal ligt hierin de bijgedachte van oneerlijkheid; sluw wijst op de behendigheid om zoowel zijne eigen bedoelingen en de middelen, die men aanwendt, te verbergen, als de aanslagen van anderen, waaraan men blootstaat, te verwijderen: de sluwe Mazarin.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 374:

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c