kosten

als woordenboektrefwoord:

kosten:
(kostte, gekost), op zekere som te staan komen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kosten (zn) :
onkosten, uitgaaf, uitgaven
kosten (zn) :
geld, gelden, prijs, tarief
kosten (zn) :
leges, rechten
kosten (ww) :
eisen, vereisen, vergen, vorderen
kosten (ww) :
bedragen, belopen, maken

als synoniem van een ander trefwoord:

eisen (ww) :
aanspraak maken, kosten, opeisen, rekwireren, vergen, verlangen, vorderen
vereisen (ww) :
behoeven, eisen, gebieden, kosten, vergen, verlangen, vorderen, vragen
maken (ww) :
bedragen, belopen, komen op, kosten, worden, zijn
doen (ww) :
kosten, opbrengen, schuiven, verdienen
komen op (ww) :
bedragen, belopen, kosten, maken, zijn
worden (ww) :
bedragen, belopen, kosten, maken
zijn (ww) :
bedragen, belopen, kosten, maken
staan (ww) :
kosten
prijs (zn) :
koopprijs, koopsom, kosten, prijsje, prijskaartje, tarief, verkoopprijs, waarde
uitgave (zn) :
besteding, betaling, kosten, onkosten, uitgaaf
kost (zn) :
kosten, onkosten, uitgaven
leges (zn) :
kosten, rechten

woordverbanden van ‘kosten’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gelden, kosten

Hetgeen de verkoopers voor hunne waren bedingen kunnen, dat gelden zij; hetgeen de kooper er voor betaalt, dat kosten zij hem. De boter geldt tegenwoordig zestien stuiver, doch mij kost zij maar veertien. Overdrachtelijk beteekent. gelden waard zijn, waarde of invloed hebben: De meeste stemmen gelden, Dat bewijs geldt hier niet. Ook kosten wordt figuurlijk gebruikt: Het leven kosten, Moeite, tijd, inspannig kosten.

kosten, onkosten

Kosten zijn de som, waarop ons iets te staan komt; onkosten wordt gebruikt met het oog op schade en verlies. Hij werd in de kosten van het proces veroordeeld. Niettegenstaande alle door hem gemaakte onkosten werd hij nog uitgelachen op den koop loe.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

kosten, gelden

Een zekere waarde hebben.

Gelden ziet op den eenheidsprijs (marktprijs), kosten let meer op hetgeen men voor iets betaalt, dus boven of beneden den marktprijs, of wel voor iets in zijn geheel. De tarme geldt ƒ 7. Mij kost deze koffie maar f 1; zij geldt anders f 1.20 (per K.G.). Deze voorraad koffie kost ƒ 25. Dit huis kost f 15000.

Figuurlijk is gelden: waarde hebben, waard zijn; kosten: betalen met; bijv. Een geldige stem. Dat zal moeite kosten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 201:

gelden, kosten

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 326:

kosten, onkosten

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

kosten
onkosten, opbrengen, opleveren

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0058 c