omtrek

als woordenboektrefwoord:

omtrek:
m. (-ken), grenslijn; omgeving ; omstreek.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

omtrek (zn) :
contour, lijn, omlijning, rand, rondte, wijdte, zoom
omtrek (zn) :
buurt, nabijheid, omgeving, periferie
omtrek (zn) :
omvang

als synoniem van een ander trefwoord:

omgeving (zn) :
ambiance, buurt, contrei, contreien, decor, entourage, gebuurte, kring, leefomgeving, milieu, omstreek, omstreken, omtrek, sfeer, streek
omvang (zn) :
afmeting, dikte, extensie, grootte, maat, omtrek, sfeer, uitgebreidheid, uitgestrektheid, volume, wijdte
contreien (zn) :
buurt, gebied, gewest, milieu, nabijheid, omgeving, omstreek, omstreken, omtrek, regia, streek
rand (zn) :
boord, grens, kant, lijn, lijst, limbus, omboordsel, omtrek, strook, trans, zoom
zoom (zn) :
beslag, boord, buitenkant, inleg, kant, marge, oever, omtrek, rand, zelfkant
wijdte (zn) :
breedte, omtrek, omvang, ruimte, spatting, uitgestrektheid, wijdheid
nabijheid (zn) :
buurt, nabuurschap, omgeving, omtrek, tegenwoordigheid
periferie (zn) :
buitenkant, buitenzij, grens, omtrek, rand, randgebied
rondte (zn) :
kring, omgeving, omtrek, rondheid
lijn (zn) :
grens, omtrek, rand
silhouet (zn) :
omtrek

woordverbanden van ‘omtrek’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

cirkel, krans, kring, omtrek

Een kring is eene kromme lijn, die tot zichzelve terugkeert. Het daarbinnen gelegen vlak kan dus rond, ovaal of onregelmatig zijn. Kring wordt ook gebruikt om datgene in het maatschappelijk leven aan te duiden, wat binnen zekere grenzen gelegen is, of den omtrek, waarbinnen zich iets beweegt. Hij beweegt zich in de eerste kringen. Gebruikt men het woord omtrek voor de begrenzing van een vlak, dan kunnen de lijnen evengoed recht als krom zijn. Verder duidt dit woord de uitgestrektheid, den omvang van iets aan, de omgeving, de streek om iets heen. Onder cirkel verstaat men eene in zich zelf weerkeerende kromme lijn, die zich op alle punten even ver van het middelpunt bevindt. Wanneer men spreekt van kringen om zon of maan, dan is ook synoniem het woord krans, dat eveneens eene kringvormige omvatting aanduidt, doch meestal, en vooral in samenstellingen, met het bijbegrip van versiersel; lauwerkrans, stralenkrans.

Wat eene plaats of een punt omgeeft. Omgeving drukt dit in het algemeen uit, het ziet echter meer op het onmiddellijk raken. De omstreek is de geheele streek om iets heen; de omtrek is eigenlijk de lijn die de grens van een vlak bepaalt, doch verder alles wat binnen de lijn ligt, en eindelijk die ruimte in betrekking tot eene plaats, die als middelpunt gedacht wordt. Omstreek, dat meestal in het meerv. gebruikt wordt, duidt eene grootere uitgestrektheid aan dan omtrek, waaronder men meer bepaald de naaste omgeving verstaat. Men kan b.v. zeggen „de Heer B. moet hier ergens in den omtrek wonen", als men meent dat hij in de straat woont, waarin men zich bevindt. Hij woont in de omstreken van Deventer.

omtrek, omvang

Beide woorden duiden de grenzen aan, waarbinnen eene ruimte of een voorwerp besloten is, maar terwijl omtrek in den regel alleen van vlakke afmetingen gebezigd wordt, ziet omvang op alle afmetingen. Het heeft altijd het bijdenkbeeld dat de uitgestrektheid vrij groot is. Een werk van grooten omvang. De omtrek van eene figuur.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 18:

omvang, omtrek

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c