kring

als woordenboektrefwoord:

kring:
m. (-en), cirkel, ronde omtrek ; (fig.) stand, beroep. kringetje, o. (-s).

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kring (zn) :
gelederen, groepering, maatschappij, milieu, omgeving
kring (zn) :
bond, gevolg, gezelschap, ressort, troep
kring (zn) :
district, gebied, gewest, rayon, sector
kring (zn) :
cirkel, lus, ring, rondte, sfeer
kring (zn) :
cyclus, kringloop, kringproces
kring (zn) :
halo
kring (zn) :
wal

als synoniem van een ander trefwoord:

vereniging (zn) :
associatie, bond, club, corps, genootschap, gezelschap, groepering, kamer, kring, lichaam, liga, maatschappij, organisatie, sociëteit, unie, vennootschap, verbond
omgeving (zn) :
ambiance, buurt, contrei, contreien, decor, entourage, gebuurte, kring, leefomgeving, milieu, omstreek, omstreken, omtrek, sfeer, streek
sfeer (zn) :
arbeidsveld, discipline, domein, gezichtskring, kring, gebied, omgeving, onderdeel, specialisme, terrein, vak, vakgebied, veld, vlak
club (zn) :
bent, broederschap, gezelschap, kliek, kongsi, kring, sociëteit, vereniging, gemeenschap, gezelligheidsvereniging, loge, soos
maatschappij (zn) :
corps, gemeenschap, genootschap, gezelschap, kamer, kring, lichaam, samenleving, vereniging
gevolg (zn) :
cortège, entourage, geleide, hofhouding, hofstoet, kring, stoet, suite, volgelingen
troep (zn) :
bende, gang, gezelschap, groep, horde, kring, menigte, ploeg, schaar, schare
gezelschap (zn) :
compagnie, genootschap, kring, troep, club, groep, stel
wereld (zn) :
kring, kringen, milieu, scène, wereldje, circuit
milieu (zn) :
ambiance, entourage, kring, omgeving, wereld
ressort (zn) :
arbeidsgebied, gebied, kring, vak, werkkring
cirkel (zn) :
kring, ring, rondje, rondte, ronde, lus
ring (zn) :
band, cirkel, gordel, kring, schakel
schoot (zn) :
boezem, kring, omarming, rustplaats
rondte (zn) :
kring, omgeving, omtrek, rondheid
circuit (zn) :
kring, netwerk, wereld, wereldje
wereldje (zn) :
kring, scene, sfeer, subcultuur
rondte (zn) :
cirkel, kring
gordel (zn) :
kring, ring
boezem (zn) :
kring
wal (zn) :
kring

woordverbanden van ‘kring’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Een kring is eene kromme lijn, die tot zichzelve terugkeert. Het daarbinnen gelegen vlak kan dus rond, ovaal of onregelmatig zijn. Kring wordt ook gebruikt om datgene in het maatschappelijk leven aan te duiden, wat binnen zekere grenzen gelegen is, of den omtrek, waarbinnen zich iets beweegt. Hij beweegt zich in de eerste kringen. Gebruikt men het woord omtrek voor de begrenzing van een vlak, dan kunnen de lijnen evengoed recht als krom zijn. Verder duidt dit woord de uitgestrektheid, den omvang van iets aan, de omgeving, de streek om iets heen. Onder cirkel verstaat men eene in zich zelf weerkeerende kromme lijn, die zich op alle punten even ver van het middelpunt bevindt. Wanneer men spreekt van kringen om zon of maan, dan is ook synoniem het woord krans, dat eveneens eene kringvormige omvatting aanduidt, doch meestal, en vooral in samenstellingen, met het bijbegrip van versiersel; lauwerkrans, stralenkrans.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 429:

cirkel, kring

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0033 c