lot (zn):
Any collection in its entirety
zootje, kavel, kaveling, koop
lot (zn):
An unofficial association of people or groups
groep, kring
lot (zn):
A parcel of land having fixed boundaries
verkavelen, partij, kavel, perceel
lot (zn):
(Old Testament) nephew of Abraham; God destroyed Sodom and Gomorrah but chose to spare Lot and his family who were told to flee without looking back at the destruction
Lot, lot
lot (zn):
(often followed by `of') a large number or amount or extent
een groot aantal, partij, bende, berg, boel, bom, bulk, bups, hoop, kluit, kwak, lading, massa, pak, schep, smak, stelletje, stoot, troep, veelheid, vracht, zooi, zwik
lot (zn):
Your overall circumstances or condition in life (including everything that happens to you)
geluk, toedracht
lot (ww):
Administer or bestow, as in small portions
verdelen, dealen, uitdelen
Via: Ensyns.nl
Via: Memodata.com
N.B.: Er zijn geen WikiWoordenboek-resultaten omdat de Dbnary-server niet of niet op tijd heeft geantwoord.