bondig

als woordenboektrefwoord:

bondig:
bn. bw. (-er, -st), zaakrijk; pittig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

bondig (bn) :
afdoende, bestendig, degelijk, deugdelijk
bondig (bn) :
beknopt, kernachtig, pittig
bondig (bn) :
summier

als synoniem van een ander trefwoord:

kort (bn) :
beknopt, bondig, in het kort, kortom, om kort te gaan, samengevat
beknopt (bn) :
bondig, compact, concies, gedrongen, kort, summier, verkort
zakelijk (bn) :
bondig, no-nonsense, nuchter, objectief, prozaïsch, reëel
summier (bn) :
beknopt, bondig, samengevat, samenvattend
kernachtig (bn) :
bondig, to the point, treffend
geserreerd (bn) :
bondig, compact, gedrongen
concies (bn) :
bondig
kortbondig (bn) :
bondig

woordverbanden van ‘bondig’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

beknopt, bondig, kort

Van eene rede of een geschrift, dat niet gerekt of vervelend is. Kort zegt alleen, dat iets niet lang is; beknopt, dat men in een klein bestek het voornaamste, wat er over eene zaak te zeggen valt, bijeengebracht heeft: een beknopt relaas ran iets geven; bondig dat een betoog of een gezegde kracht aan kortheid paart. Kort en bondig d. i. in weinig woorden, maar duidelijk.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 262:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 321:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

bondig
diepgaand, grondig, intensief, radicaal, uitgebreid, uitvoerig

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c