flikkeren

als woordenboektrefwoord:

flikkeren:
(geflikkerd), schitteren.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

flikkeren (ww) :
schitteren, tintelen, glinsteren, blinken, twinkelen, fonkelen, flakkeren, flonkeren, blikkeren
flikkeren (ww) :
gooien, donderen, kieperen, lazeren, mieteren
flikkeren (ww) :
vallen, donderen, sodemieteren, duvelen
flikkeren (ww) :
bliksemen
flikkeren (ww) :
opvlammen

als synoniem van een ander trefwoord:

vallen (ww) :
omvallen, struikelen, rollen, glippen, smakken, tuimelen, instorten, storten, flikkeren, donderen, uitglijden, onderuit gaan, ploffen, duikelen, kletteren, kieperen, kwakken, buitelen, plonzen, sodemieteren, kukelen, lazeren, mieteren, duvelen
smijten (ww) :
knallen, slingeren, slaan, smakken, werpen, gooien, kletsen, flikkeren, kegelen, donderen, kieperen, kwakken, plenzen, sodemieteren, lazeren, keilen, mieteren, kogelen, patsen, duvelen
schitteren (ww) :
lichten, schijnen, vlammen, flikkeren, stralen, tintelen, glimmen, glinsteren, blinken, sprankelen, glanzen, fonkelen, opvlammen, flonkeren, glimmeren, glariën
gooien (ww) :
slingeren, smakken, werpen, storten, flikkeren, kegelen, donderen, smijten, mikken, kieperen, kwakken, sodemieteren, lazeren, keilen, mieteren, duvelen
glinsteren (ww) :
schitteren, schijnen, vonken, flikkeren, stralen, tintelen, blinken, sprankelen, glanzen, fonkelen, opflikkeren, blaken, flonkeren
flonkeren (ww) :
schitteren, flikkeren, stralen, tintelen, glinsteren, blinken, twinkelen, fonkelen, pinkelen
fonkelen (ww) :
schitteren, flikkeren, stralen, tintelen, glinsteren, blinken, glanzen, twinkelen, flonkeren
blinken (ww) :
schitteren, schijnen, flikkeren, stralen, glimmen, glinsteren, glanzen
tintelen (ww) :
schitteren, flikkeren, glinsteren, fonkelen, flonkeren, parelen
bliksemen (ww) :
lichten, flikkeren, fonkelen, weerlichten
duvelen (ww) :
vallen, flikkeren, donderen, sodemieteren
donderen (ww) :
vallen, flikkeren, sodemieteren, duvelen
gloeien (ww) :
flikkeren, stralen, fonkelen, blaken
twinkelen (ww) :
flikkeren, stralen, fonkelen
donderen (ww) :
gooien, flikkeren, smijten
duvelen (ww) :
gooien, flikkeren, smijten
lazeren (ww) :
vallen, flikkeren

woordverbanden van ‘flikkeren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Veel licht van zich geven. Glanzen wordt gebruikt van elk voorwerp dat lichtstralen gelijkmatig afwerpt; heeft er bij de uitstrooming der lichtstralen schittering plaats, dan gebruikt men een der andere woorden. Van deze uitdrukkingen is blinken de zwakste; het wordt schier uitsluitend gezegd van het glanzen door een levendig, nog min of meer gelijkmatig teruggekaatst licht. Het is niet al goud, wat er blinkt. De andere woorden zien op de uitstraling van eigen licht, of ten minste van een licht, dat met zooveel kracht wordt teruggeworpen, dat het weerkaatsend voorwerp met een zelflichtend gelijk staat. Daarbij moet het licht niet met een gelijkmatiger) stroom, maar als met schokken of golven het oog treffen. Haar luister blinkt alom, ja schittert ons in de oogen. De sterren flikkeren, vonkelen, flonkeren. Een diamant vonkelt. De glimworm glinstert in het duister. Tintelen wordt soms gevonden in de beteekenis van sterk vonkelen. „Het tintlend licht der sterrevieren." Overdrachtelijk wordt vonkelen door fon kelen vervangen: Zijne oogen fonkelden van vreugd. Eigenlijk moest, naar de uitspraak oordeelende, in beide gevallen fonkelen geschreven worden.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Onder lichtverschijnselen verbranden.

Branden zegt dit vooral met de bijgedachte, dat er tevens warmte ontwikkeld wordt; dus ook fig.: brandend heet. Flikkeren ziet op het heen en weer bewegen van de vlam; zijn de vlammen zeer groot en hoog dan spreekt men van laaien: een laaiende brand; gloeien is vurig, maar zonder vlam lichten, ook als het niet van vuur afkomstig is; soms ziet het op het pijnlijk warmtegevoel: een gloeiend voorhoofd. Glimmen is zwak gloeien: glimmende kolen, een glimworm.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 377:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.003 c