pracht

als woordenboektrefwoord:

pracht:
v. luister, praal.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

pracht (zn) :
rijkdom, luister, grootheid, glans, schittering, parade, schoonheid, luxe, uithaal, vertoon, heerlijkheid, grootsheid, pronk, praal, weelderigheid, splendeur, staatsie
pracht (zn) :
juweel, sieraad

als synoniem van een ander trefwoord:

glans (zn) :
luister, aanzien, uitstraling, straling, glorie, pracht, gloed, straal, heerlijkheid, glitter, praal, schijnsel, virtuositeit, nimbus, gloor
luister (zn) :
aanzien, roem, eer, glorie, pracht, praal, weelde, rijkheid, voortreffelijkheid, splendeur, staatsie
praal (zn) :
luister, glans, schittering, parade, uithaal, pracht, vertoon, glamour, pronk, splendeur, staatsie
uithaal (zn) :
luister, glans, parade, vertoning, pracht, vertoon, glamour, pronk, praal, splendeur
luxe (zn) :
overvloed, overdaad, pracht, weelde, weelderigheid, opulentie
schoonheid (zn) :
pracht, fraaiheid, knapheid, mooiigheid, lieflijkheid
grootheid (zn) :
pracht, heerlijkheid, grootsheid, grandeur, staatsie
heerlijkheid (zn) :
luister, geluk, glans, roem, glorie, pracht, gloria
schittering (zn) :
luister, glans, pracht, glitter, fonkeling, blink
rijkdom (zn) :
overvloed, schat, pracht, weelde, weelderigheid
pronk (zn) :
parade, pracht, vertoon, sier, praal
schoon (zn) :
schoonheid, pracht, mooiheid
majesteit (zn) :
luister, pracht, grootsheid
dot (zn) :
schat, snoepje, pracht
juweel (zn) :
pracht

woordverbanden van ‘pracht’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

luister, praal, pracht, pronk

Bij pracht staat het denkbeeld op den voorgrond van rijkdom met glans gepaard; luister geeft te kennen dat de glans van iets bewondering afdwingt. Bij praal denkt men meer aan het schitterend vertoon van iets; daardoor wordt het, evenals pronk, beschouwd als de uiting van ijdelheid. Pronk is eigenlijk die opschik, welke in het oog loopt, en van weinig smaak getuigt.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

pracht, praal, pronk, luister

Uiterlijk vertoon van grootheid.

Bij pracht staat vooral het denkbeeld van rijkdom of kostbaarheid op den voorgrond. Het paleis wordt met groote pracht opnieuw gemeubeld. In dezen tuin vindt men een pracht van bloemen.

Luister geeft te kennen, dat de glans of schittering ieders bewondering afdwingt of (zooals bij eeremoniën) opzettelijk moet afdwingen. De generaal werd met grooten luister begraven.

Pronk is een opzienbarende vertooning van pracht of luister met het doel boven anderen te willen uitsteken; de pronkzuchtige wil bijv. zijn meerdere in uiterlijk vertoon nadoen, om evenzeer bewondering af te dwingen; het is derhalve een teeken van ijdelheid. Ik had niet gedacht, dat hij zoo op pronk gesteld was: ik hield hem altijd voor een nederig en eenvoudig man. Als voorwerpsnaam beteekent het meer sieraad: Dit gebouw is de pronk der stad.

Praal ziet vooral op uiterlijk vertoon; het is een luister, waaraan ijdelheid niet vreemd is. De altijd zoo ijdele familie liet zelfs dit ongelukkige kind met groote praal begraven.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 113:

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c