eer

als woordenboektrefwoord:

eer:
v. hulde; onderscheiding : roem.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

eer (zn) :
onderscheiding, roem, glorie, eerbetoon, lof, ere, hulde, verering, eerbewijs, hommage, huldebetoon, honneur
eer (zn) :
onderscheiding, erkenning, roem, glorie, reputatie, ere, hulde, verering, honneur, goede naam
eer (zn) :
maagdelijkheid, kuisheid, eerbaarheid
eer (zn) :
vermaardheid
eer (zn) :
aanzien
eer (bw) :
eerder, vroeger
eer (bw) :
veeleer
eer (vw) :
eerder, voor, alvorens, voordat, aleer, vooraleer

als synoniem van een ander trefwoord:

roem (zn) :
beroemdheid, luister, bekendheid, grootheid, aanzien, naam, eer, roep, glorie, lof, heerlijkheid, gloria, faam, vermaardheid, verheerlijking, stralenkrans, celebriteit, befaamdheid, renommee
aanzien (zn) :
grootheid, luister, glans, hoogheid, eer, betekenis, invloed, gewicht, achting, prestige, hoogachting, air, achtbaarheid, egard
naam (zn) :
beroemdheid, bekendheid, roem, eer, roep, glorie, reputatie, faam, vermaardheid, befaamdheid, renommee
luister (zn) :
aanzien, roem, eer, glorie, pracht, praal, weelde, rijkheid, voortreffelijkheid, splendeur, staatsie
reputatie (zn) :
gezag, beroemdheid, bekendheid, naam, eer, roep, prestige, faam, vermaardheid, goede naam, renommee
onderscheiding (zn) :
decoratie, eer, prijs, ridderorde, eerbewijs
hulde (zn) :
eer, eerbetoon, ovatie, hommage
lof (zn) :
onderscheiding, roem, eer, laus
eerbaarheid (zn) :
reinheid, eer
vroeger (bw) :
eerder, eer, tevoren, voordien, voordezen
eerder (bw) :
vroeger, eer, vorig
aleer (vw) :
eer, alvorens, voordat, bevorens

woordverbanden van ‘eer’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De waardeering die wij vinden, de lof dien wij inoogsten. Eer ziet op achting, die ons bij ons leven te beurt valt van de zijde onzer medeburgers: eer en aanzien waren daar zijn deel; naam ziet op de bekendheid (meer of minder algemeen, langer of korter van duur), die we onzen persoon weten te verzekeren; roem is de algemeene bekendheid, die steeds met lof en bewondering van iemand doet spreken, en die het gevolg is van grootsche daden en grootsche scheppingen; glorie en luister zien meer op den glans, dien de naam of de roem van iemand in de oogen van anderen heeft. De luister van zijn oud geslacht; de luister zijner daden. Ik heb Napoleon nog gekend in al zijne glorie. Leonidas verwierf zich bij Thermopylae een onvergankelijken roem. Naam wordt ook gebezigd in een kwaden zin. Een naam als Alva zich verwierf is weinig begeerenswaardig.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

eer, roem

De gunstige meening van iemands voortreffelijkheid.

Eer geniet men als men door zijn medeburgers om zijn voortreffelijkheid hooggeacht wordt en daarom met onderscheiding wordt behandeld; roem is de bekendheid, die men op zijn groote daden of andere voortreffelijkheden geniet, tot zelfs in het buitenland en vaak nog bij het nageslacht. (In de uitdrukking: Eere zij God beteekent eer meer: lof, lofprijzing.)

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

eer
oneer

woorden met een verwante vorm:

bijwoord / bijvoeglijk naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0039 c