smoren

als woordenboektrefwoord:

smoren:
(gesmoord), doven; verstikken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

smoren (ww) :
wurgen, onderdrukken, verstikken, uitdoven, drosselen
smoren (ww) :
koken, sudderen, braiseren
smoren (ww) :
stranden, doodlopen
smoren (ww) :
stikken, puffen
smoren (ww) :
misten
smoren (ww) :
stoven
smoren (ww) :
walmen
smoren (ww) :
roken

als synoniem van een ander trefwoord:

onderdrukken (ww) :
stuiten, beteugelen, beheersen, inhouden, dempen, bedwingen, onder controle houden, tegenhouden, terugdringen, neerslaan, verbijten, smoren, verijdelen, in toom houden, intomen, versmoren, opprimeren, de kop indrukken, supprimeren, betomen
fnuiken (ww) :
vloeren, verhinderen, smoren, nekken, bekorten, knotten, ondergraven
koken (ww) :
stoven, stomen, smoren, pocheren, gaarkoken, aan de kook brengen
doven (ww) :
uitblazen, uitmaken, blussen, smoren, uitdoen, uittrappen
uitdoven (ww) :
uitdrukken, blussen, doven, smoren, uitdoen, dompen
uitdoven (ww) :
uitroeien, verstikken, doden, smoren
stikken (ww) :
smoren, versmachten, versmoren
verstikken (ww) :
onderdrukken, benauwen, smoren
roken (ww) :
dampen, paffen, smoren, smoken
blussen (ww) :
dempen, lessen, doven, smoren

woordverbanden van ‘smoren’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Iets onderdrukken of den voortgang er van beletten. Blusschen, dooven en smoren zien op het doen verdwijnen van een vuur, hetzij door het brandende voorwerp met water te begieten (blusschen), hetzij door het aan den invloed van de lucht te onttrekken. Smoren wordt bij uitbreiding gezegd van het benemen der lucht in het algemeen. Onder kussens smoren. Blusschen, dooven (uitdooven) en smoren worden ook figuurlijk gebruikt. De oorlogsvlam blusschen. De liefde uitdooven. Iets in zijne geboorte smoren. In deze beteekenis komt het overeen met verstikken (door stikken doen sterven). Lesschen is bijna alleen in gebruik in: zijn dorst lesschen. Dempen (eigenl. iets dooden door damp of rook) is niet alleen iets verstikken, b.v. de kracht des vuurs, maar eene vijandelijke kracht in het algemeen beteugelen. Een oproer dempen. Een put (eigenlijk het water in den put) dempen. Stuiten ziet op het doen ophouden van beweging, iemand in zijne vaart stuiten; stillen op het doen ophouden van de begeerten en daardoor tot rust komen der beweging. Stillen is sterker dan stuiten of dempen, omdat er het bij begrip in ligt uitgedrukt, dat er eene volstrekte rust wordt teweeggebracht. Een gedempt oproer is een oproerige beweging, die door overmacht bedwongen is; is een oproer daarentegen gestild, dan zijn óf de gemoederen bevredigd, óf zachter en langer werkende maatregelen genomen, die herhaling der wanordelijkheden voorkomen. Men zal meer spreken van het dempen van een oproer en van het stillen van eene muiterij dan omgekeerd. Is het oproer, voor het tot uitbarsting kwam, met geweld gestuit, dan zegt men wel dat het oproer gesmoord is. Stelpen wordt inzonderheid gezegd van het stuiten van bloed, dat uit eene wonde vloeit. Overdrachtelijk wordt stelpen eene enkele maal gebezigd, b.v. in de uitdrukking de droefheid stelpen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 39:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 221:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0021 c