speels

als woordenboektrefwoord:

speels:
bn. bw. (-er, meest -), gaarne spelende.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

speels (bn) :
beweeglijk, dartel, fantasierijk, guitig, kalverachtig, licht, luchtig, ludiek, stoeierig, vrolijk

als synoniem van een ander trefwoord:

vrolijk (bn) :
blij, blijhartig, blijmoedig, dartel, feestelijk, geanimeerd, hups, jolig, joviaal, levendig, levenslustig, lustig, monter, opgeruimd, opgewekt, optimistisch, speels, uitbundig, uitgelaten, verheugd, vreugdevol, welgemoed
dartel (bn) :
beweeglijk, jolig, kalverachtig, lascief, levendig, speels, stoeierig, stoeis, uitgelaten, vrolijk, wulps
guitig (bn) :
kwajongensachtig, olijk, ondeugend, petillant, schalk, schalks, schelms, snaaks, speels
ludiek (bn) :
lichtvoetig, speels
mal (bn) :
jeugdig, speels
beweeglijk (bn) :
dartel, speels

woordverbanden van ‘speels’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Dartel is, die met eene gezonde natuur begiftigd zijne vroohjkheid lucht in jolige, krachtige bewegingen, die de blijken dragen van levenslust. Onschuldige dartelheid bij kleine kinderen is speelschheid; groote kinderen, die door dartelheid hun werk verwaarloozen, noemt men speelziek. Verregaande dartelheid bij jongelieden ontaardt in uitgelatenheid, brooddronkenheid en baldadigheid; de beide eerste en zachtere uitdrukkingen wijzen alleen het verlies van zelfbeheersching aan, het laatste en sterkere eene bepaalde zucht tot kwaaddoen.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Tot vroolijkheid geneigd.

Openbaart zich deze neiging als gevolg van levenslust in vlugge bewegingen of in scherts en luim, dan spreekt men van dartel. Die jongen is zoo dartel, dat hij mij bij mijn werk hindert. Uit zich de dartelheid bij jonge kinderen vooral in den lust om te spelen in plaats van te leeren, spreekt men van speelsch. Dit ventje is nog te speelsch om lang achter elkander te zitten leeren. Wordt deze speelschheid bij grootere kinderen aangetroffen, zoodat zij hun werk veronachtzamen, dan noemt men hen speelziek. Als die jongen zoo speelziek blijft, zal hij niet kunnen overgaan. (Speelziek heeft dus een ongunstige beteekenis, wat bij speelsch niet het geval is.) Wordt de dartelheid bij ouderen door een of andere blijdschap sterk overdreven, dan spreekt men van uitgelaten. (Het beeld is ontleend aan het jonge vee, dat men uit de stal laat en dat zijn vroolijkheid door dartel springen aan den dag legt.) De studenten waren zoo uitgelaten, dat men ze al van verre kon hooren. Dartel te zijn ligt in iemands karakter, terwijl uitgelaten meer op een enkel geval ziet.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 17:

dartel, speels, speelziek

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

speels
doods, dor, duf, eentonig, monotoon, saai, serieus, vervelend

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c