gewoonte

als woordenboektrefwoord:

gewoonte:
v. (-n), aanwensel, gebruik.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gewoonte (zn) :
aard, conventie, gebruik, geplogenheid, habitus, landaard, manier, mos, overlevering, praktijk, regel, traditie, usance, usantie, usus, wijs, zede
gewoonte (zn) :
aanwensel, hebbelijkheid, tic
gewoonte (zn) :
gewenning, routine

als synoniem van een ander trefwoord:

regel (zn) :
canon, conventie, gebod, gebruik, gewoonte, norm, procedure, reglement, richtsnoer, verordening, voorschrift, wet
gebruik (zn) :
gebruikelijkheid, geplogenheid, gewoonte, manier, mos, regel, traditie, usance, usantie, usus, vogue, zede
traditie (zn) :
conventie, gebruik, geplogenheid, gewoonte, mos, praktijk, usance, usantie, usus, zede
hebbelijkheid (zn) :
aanwensel, eigenaardigheid, gewoonte, gril, manie, onhebbelijkheid, tic
sleur (zn) :
cirkelgang, gebruik, gewoonte, regelmaat, routine, slameur, slentergang
praktijk (zn) :
gebruik, geplogenheid, gewoonte, mores, mos, traditie, usance, usantie
conventie (zn) :
formaliteit, gebruik, gewoonte, mores, omgangsvorm, regel, usance
zede (zn) :
gebruik, gewoonte, manier, traditie, wijs
aanwensel (zn) :
gewoonte, hebbelijkheid
liefhebberij (zn) :
gewoonte, hebbelijkheid
wijs (zn) :
gebruik, gewoonte, zede
manier (zn) :
gebruik, gewoonte
routine (zn) :
gewoonte, sleur

woordverbanden van ‘gewoonte’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

aanwensel:
gewoonte
gebruik:
gewoonte
gewoonte:
gebruik, regel, zede, herkomst, herkomen, aanwensel, hebbelijkheid, zwak
hebbelijkheid:
gewoonte
herkomen:
gewoonte
herkomst:
gewoonte
regel:
gewoonte
zede:
gewoonte
zwak:
zwakte, gebrek, gewoonte, neiging

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Eene handeling, die men zoo dikwijls doet of gedaan heeft, dat men haar onwillekeurig verricht. Gewoonte is het algemeene woord, en laat onaangeroerd of hetgeen men doet, goed of verkeerd is. Gewoonte is eene tweede natuur. Aanwensel heeft altijd, en hebbelijkheid meestal het ongunstige bijbegrip, dat de gewoonte verkeerd of belachelijk is. Ieder volk heeft zijne gewoonten en zijne aanwensels. Een dwaas aanwensel was het om te pas of ten onpas „waratje'' te zeggen. Hebbelijkheid ziet meer op eene bepaalde daad. Hij had eene onaangename hebbelijkheid, nl. om altijd als hij eene schaar kon machtig worden, daarmee ie zitten knippen, soms in papier, ja soms zelfs in het tafelkleed. Hebbelijkheid staat ook voor bedrevenheid. Men moet er de hebbelijkheid van bezitten. Aanwenst is tegenwoordig minder in gebruik dan aanwensel, maar drukt geheel hetzelfde uit. Het wordt ook gebezigd voor de daad van aanwennen.

gebruik, gewoonte, mode, zede, zwang

Eene wijze van doen, die men in een meer of minder ruimen kring van menschen aantreft. Gewoonte is hetgeen men sinds korter of langer tijd gewoon is te doen; het is het eenige dezer woorden dat van de wijze van doen van één persoon gezegd kan worden. Gebruik is de algemeen heerschende wijze van doen of eene van oudsher bestaande gewoonte, die soms bijna kracht van wet gekregen heeft. Zede, meest slechts in het meervoud gebruikt, heeft eene uitgebreide beteekenis, en ziet vooral op het geheel der verschillende gewoonten, die het kenmerkende uitmaken van het huiselijk en maatschappelijk verkeer van een volk. Het nieuwjaarwenschen is eene gewoonte of een gebruik. Het strijdt met onze zeden een meisje in de wereld te brengen, voordat zij is aangenomen. Zwang heeft de beteekenis van gebruik, maar is slechts in eene enkele uitdrukking: in zwang. Mode is eigenlijk de manier of wijze om zich te kleeden, doch heeft ook de meer algemeene beteekenis van gebruik gekregen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 191:

gebruik, zede, gewoonte, mode, trant

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 405:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c