kennis

als woordenboektrefwoord:

kennis:
v. wetenschap ; verstand; buiten kennis, bewusteloos.
kennis:
m. en v. (-sen), bekende.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

kennis (zn) :
bekende, vriendin, gabber, connectie, makker, maat, relatie, deelgenoot, vriend, compagnon, kameraad, gezel, kompaan, kornuit, amice
kennis (zn) :
wetenschap, bekendheid, weten, informatie, gegevens, benul, begrip, notie, medeweten, doorzicht, sjoechem, bewustheid
kennis (zn) :
ervaring, bekwaamheid, competentie, bagage, wijsheid, kunde, kundigheid, geleerdheid
kennis (zn) :
cognitie, kenvermogen
kennis (zn) :
bewustzijn

als synoniem van een ander trefwoord:

bekwaamheid (zn) :
vaardigheid, vakmanschap, kennis, competentie, bagage, talent, vermogen, kunde, vakkundigheid, slagvaardigheid, meesterschap, kundigheid, geschiktheid, deskundigheid, begaafdheid, bedrevenheid
begrip (zn) :
voorstelling, opvatting, concept, denkbeeld, verstand, idee, kennis, inzicht, gezichtsveld, bewustzijn, benul, conceptie, blikveld, besef, notie, bevatting, verstajem, bevattingsvermogen
weten (zn) :
wetenschap, bekendheid, bekwaamheid, kennis, competentie, bagage, vermogen, medeweten, kunde, cognitie, vertrouwdheid, kundigheid, kenvermogen, kennisneming
vriend (zn) :
gabber, kennis, makker, maat, deelgenoot, metgezel, compagnon, kameraad, gezel, kompaan, buddy, kornuit, vrind, amice
connectie (zn) :
betrekking, verbinding, kennis, relatie, verwantschap, familieverbinding
informatie (zn) :
wetenschap, data, gegevens, kennis, gegeven, medeweten, kondschap
relatie (zn) :
partner, connectie, kennis, zakenrelatie, zakenvriend
notie (zn) :
verstand, kennis, inzicht, benul, besef
sjoege (zn) :
verstand, kennis, begrip, bevatting
ontwikkeling (zn) :
ervaring, kennis, kundigheid
bekendheid (zn) :
ervaring, kennis
geleerdheid (zn) :
kennis, eruditie
bekende (zn) :
kennis
kundigheid (zn) :
kennis

woordverbanden van ‘kennis’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

bewustheid, kennis

Het onderscheid tusschen deze woorden bestaat hierin, dat het eerste eene niet opzettelijk verworven kennis van het een of ander aanduidt. De bewustheid zijner onschuld was hem tot een schild, waarop al de pijlen van den laster afstuitten. Men moet tot kennis van zich zelven zien te komen.

Kunst beteekende het weten met de daaruit voortvloeiende scheppingskracht; verder noemt men thans kunst het vermogen van den mensch om de indrukken, die op zijne zintuigen of op zijn geest en gemoed worden gemaakt in de passende hoorbare of zichtbare vormen weer te geven. Het woord kunst wordt ook gebezigd ter verpersoonlijking van dit vermogen. Hij verstaat de kunst van schilderen. De schoone kunsten (toonkunst, zangkunst, redekunst, dichtkunst). De beeldende kunsten (beeldhouwkunst, graveerkunst, schilderkunst). Gelijk scheppen het doel is der kunst, zoo is kunde, nl. kennen en weten, het doel der wetenschap. Kennis is het kennen der zaken en feiten. Kennis, zelfs zuivere, welgegronde, welgeordende kennis (kunde) is intusschen nog geene wetenschap. Om tot wetenschap te komen moet men generaliseeren, zich boven de op zich zelf staande feiten verheffen ten einde de wetten te ontdekken, welke die feiten beheerschen. Of, gelijk prof. A. Pierson het duidelijk heeft uitgedrukt: „Geheel individueele voorwerpen of verschijnselen zijn voor geen wetenschap vatbaar. Eene wetenschap van Caesar is onmogelijk, en in volkomen denzelfden zin is eene wetenschap van mijn geloof, of van het geloof van iemand anders onmogelijk. Wetenschap van één godsdienst is even ongerijmd. Wetenschap onderstelt altijd een zeker aantal exemplaren van hetgeen zij onderzoekt: wetenschap namelijk is kennis van het algemeene in het bijzondere, van het bestendige in de verscheidenheid; wetenschap is altijd kennis der wetten." Geleerdheid is uitgebreide kennis van zaken door studie verkregen. Zij is niet altijd wetenschappelijke kennis, ja soms niet eens met kennis gelijk te stellen, daar zij langs een zoo onoordeelkundigen weg kan verkregen zijn, dat zij noch voor het algemeen, noch voor haar bezitter veel waarde heeft.

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 56:

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0156 nc